Nee, hier geen grappen over blonde lokken. We gaan het hebben over de inhoud! De afgelopen maanden voltrok zich, met de presidentswisseling in de Verenigde Staten, namelijk een duidelijke strategiewijziging in de communicatie van het Witte huis. Waar de woordvoerders van president Obama en zijn lange rij voorgangers vooral probeerden om niet primair en overhaast te reageren, diplomatiek te zijn en te zorgen dat er geen enkel (aantoonbaar) licht zat tussen hun persberichten en de (bekende) feiten, werd dat met de komst van president Trump allemaal anders. De president twittert er persoonlijk lustig op los. Hij is daarbij direct, bot, arrogant en heeft een broertje dood aan de feiten. Standpunten worden staande vrije hand gewisseld en onwelgevallige informatie wordt, gebagatelliseerd of onder verwijzing naar ‘de leugenachtige media’, tot ‘nepnieuws’ bestempeld en gewoon ontkend. Strekking: ‘De zwaartekracht is slechts een verzinsel van CNN en kan met goed onderhandelen (natuurlijk alleen door Trump) plaatselijk en tijdelijk worden opgeheven.’ De officiële woordvoering van het Witte Huis hobbelt er amechtig, met in de ogen de doffe blik van een afgematte marathonloper, achteraan. Sommige mensen noemen het verfrissend, andere opmerkelijk, de meeste deskundigen zijn echter van mening dat de nieuwe communicatiestrategie van het Witte Huis vooral voor verwarring, ergernis en een dalend vertrouwen in de president zorgt.

Misschien minder opgemerkt, maar even zo duidelijk heeft zich ook bij ons eigen ministerie van Defensie een vergelijkbare wijziging in de communicatiestrategie voltrokken. Niet ten aanzien van de beleidscommunicatie, maar ten aanzien van de communicatie rond de moeizaam verlopende arbeidsvoorwaardenonderhandelingen. Het eerste opmerkelijke feit was een e-mail van de Secretaris-Generaal aan al het personeel. Deze werd verstuurd nadat de bonden het overleg met de minister eind 2016 hadden opgeschort uit onvrede over het werkgeversbod.

Ik wil hier niet ingaan op de kwaliteit van dit bod, dat moet iedereen maar voor zichzelf beoordelen, maar op wat er daarna gebeurde. Want die mail van de SG was voor iedereen een onverwachte wending. Waar in het verleden de Hoofddirecteur Personeel als gezicht optrad van de werkgever, verdedigde de SG in zijn mail het standpunt van werkgever Defensie en werd het mislukken van het proces op het bordje van de bonden geschoven. Dit wat iets wat we als werknemers nog niet eerder hadden meegemaakt. Hoewel er natuurlijk best wel mensen te vinden zullen zijn die het fijn vinden om een mail van hun hoogste ambtelijke baas te krijgen, was het merendeel van de reacties niet positief. Want, zo viel uit menig mond op te tekenen, had de SG in zijn positie dan een negatief verhaal over het bod van de werkgever kunnen schrijven? Dat zou toch bijzonder onloyaal zijn en in feite tot een vertrouwensbreuk tussen hem en de minister leiden. Dus elke vorm van commentaar door een SG op het arbeidsvoorwaardenbod van zijn minister had nog het meest weg van de slagersknecht die hoog opgeeft van de kwaliteit van het vlees van zijn baas. En derhalve volstrekt ongeloofwaardig als objectieve reactie. Elk commentaar heeft daarom per definitie een hoog his masters voice-gehalte. Om die reden was het de afgelopen decennia gebruikelijk dat andere functionarissen dan de HDP en de minister zich verre hielden van inhoudelijk commentaar op lopende arbeidsvoorwaardenonderhandelingen. Bovendien: de organisatiegraad van het defensiepersoneel is behoorlijk hoog. Het personeel heeft de vakbonden gekozen om hun belangen te verdedigen. In feite zegt de SG dus dat het personeel zelf niet weet wat goed voor hen is en niet moet zeuren, maar de hen toegeworpen kluif dankbaar moet opvreten. Een hoogst bedenkelijk standpunt.

Aanvankelijk dachten de meeste mensen daarom te doen te hebben met een vergissing: een nieuwe (over)enthousiaste SG die zich, met de beste bedoelingen, met zaken had bemoeid waar hij zich beter ver van kon houden. Een faux pas, zo u wilt. Maar het bleek toch echt een nieuwe strategie te zijn. Want enige tijd later, toen we weer een onderhandelingsronde verder waren, volgden opnieuw brieven over de arbeidsvoorwaarden. Nu van de OPCO commandanten. Dat dit een geregisseerde actie was, viel niet te ontkennen. De ‘persoonlijke’ mails die ze hun personeel stuurden waren grotendeels tekstueel identiek. De intentie om zo’n brief dan toch een zekere persoonlijke betrokkenheid te geven is daarmee natuurlijk bij voorbaat mislukt. En het his masters voice-argument geldt hier natuurlijk onverkort. Maar goed. Iedere OPCO Commandant mocht zelf nog proberen in de eerste en de laatste alinea een persoonlijke noot te verzinnen. De meesten probeerden in omfloerste termen een soort spagaat uit te voeren waarin het personeel natuurlijk bedankt werd voor hun geweldige inzet en loyaliteit, maar ook hier de voorgebakken boodschap: pak die kluif nu aan!

In feite werd zo een minder geslaagde poging gedaan om, gebruikmakend van de goodwill die militaire commandanten vaak in hun organisatie hebben, de geloofwaardigheid van de vakbonden te ondergraven. In Trumps  termen: de boodschap van de vakbonden dat het bod van de werkgever onvoldoende is, is ‘nepnieuws’. Waarbij lijkt te worden vergeten dat vertrouwen te voet komt en te paard vertrekt. Als voorspelbare reactie lanceerden de bonden een enquête onder het personeel waarin de geloofwaardigheid van de top van het departement (lees SG en Commandanten) werd onderzocht en dit leverde natuurlijk mooie krantenkoppen op. Als we daarnaast nog realiseren dat de arbeidsvoorwaarden waar we over praten wel voor het personeel gelden, maar niet voor die zelfde SG en generaals (topfunctionarissen vallen onder de arbeidsvoorwaarden van binnenlandse zaken), blijft ook nog eens een beeld over van meten met twee maten. Waar Trump zijn war on the media voert, lijkt onze minister een war on the unions te hebben ontketend. Geen van beide strategieën lijkt me heel handig in een omgeving waar je elkaar nodig hebt om tot compromissen te komen.

Al met al kunnen we zowel bij de nieuwe communicatiestrategie van Trump als bij die van minister Hennis spreken van een minder gelukkige koerswijziging. Ik weet donders goed: er zit bij de Directie Voorlichting en Communicatie vast niemand op advies van een oude b.d.’er te wachten. Er rest mij dus niets anders dan met grote belangstelling deze nieuwe koers te volgende. Misschien toch een paar ideeën tot slot. Zakken we nog wat in de organisatie? Moeten straks de bataljonscommandanten hun personeel op appel krachtig toespreken met een arbeidsvoorwaardelijk stemadvies? Of moeten de pelotonscommandanten dit verwerken in uw functioneringsgesprek? Ik hoop dat zowel in het Witte Huis als bij ons eigen mooie ministerie van Defensie de aanhangers van de oude strategie nog niet allemaal ontslagen zijn (of in ons geval wegbezuinigd). Want de nieuwe aanpak leidt vrees ik in beide gavellen niet tot betere onderlinge verhoudingen, laat staan tot oplossingen.

Over de auteur(s)