Veilige gebieden waren en vogue in de jaren negentig. Srebrenica was er één van vele. De bevolking was er aangezwollen van 9000 tot 42.000, afgesneden van voedsel en medicijnen en belaagd. Tegen maart 1993, nu 25 jaar geleden, was de situatie zo verschrikkelijk, dat de Franse UNPROFOR-commandant Morillon beloofde: ‘You are now under the protection of the UN forces. I will never abandon you.’

‘Veilige gebieden’ waren een humanitaire innovatie waarin het ging om het ‘recht voor vluchtelingen om thuis te blijven’, om niet uit een oorlogsgebied te hoeven wegvluchten, maar om zich te verzamelen in één gebied dat door de VN beschermd zou worden. Voor Europese regeringen was ‘het recht om thuis te blijven’ een aantrekkelijk concept: het zorgde ervoor dat mensen niet de grens over trokken en vluchtelingen werden, maar als ‘IDP’s’ door het leven gingen. ‘IDP’, ontheemde, klinkt minder erg dan ‘vluchteling’, maar ís juist beroerder, want als IDP val je niet onder het VN-vluchtelingenverdrag met recht op een asielaanvraag. Je bent immers al veilig in je enclave.

Als paddenstoelen schoten de enclaves uit de grond in de jaren negentig. Je kwam ze tegen in Koerdistan, Rwanda, Sri Lanka, Soedan en Somalië. Soms heetten ze safe havens, soms open relief centres, zones of tranquility en peace villages. Men negeerde de ongemakkelijke waarheid dat, als je mensen verzamelt middenin een oorlogsgebied met te weinig en slechtbewapende blauwhelmen, je het hun vijanden erg makkelijk maakt om ze te omsingelen, uit te hongeren en met mortieren te bestoken. Hetgeen aan de lopende band gebeurde.

VN-hulpkonvooien naar Srebrenica werden niet doorgelaten. De bevolking in de enclaves begon te verhongeren. Sergio Vieira de Mello, VN-hoofd civiele zaken, noemde de enclaves een ‘palliatief’. ‘Ik stond ’s ochtends op, keek mezelf aan in de spiegel en vroeg me af of we niet eigenlijk bewakers van een enorm concentratiekamp waren,’ zei hij later.

Berekend was dat voor het veilig houden van de enclave Srebrenica 45.000 blauwhelmen nodig zouden zijn. Nederland stelde er 1100 beschikbaar, Oekraïne deed er een paar bij. Waarop Nederland besloot dat het ook wel kon met die 3 procent. ‘Ze kijken scheel van de honger,’ schreef de Nederlandse Dutchbat-commandant Thom Karremans over de enclave-bewoners in zijn boek Srebrenica. Who Cares? ‘Als de vuilniswagen van het bataljon de lading afval in het dal kiepert vliegen er honderden mensen op af om te zoeken naar voedselrestanten (…) Daarbij zijn doden gevallen. Mensen vliegen elkaar aan en slaan elkaar de hersens in.’ De Bosnisch-Servische generaal Mládic draaide voor Dutchbat al snel de brandstofkraan dicht. Patrouilles werden stopgezet, aggregaten bleven uit, communicatiemiddelen vielen stil. De Nederlandse militairen leefden bij kaarslicht en ruilden kleding en voedsel voor brandhout. ‘Soms waan je je in een middeleeuwse burcht,’ schreef Karremans.

In juli 1995 forceerde Mládic de toegang tot de stad. Naar schatting 8000 mensen werden vermoord. Desondanks breidden de westerse regeringen hun ‘recht om thuis te blijven’-beleid alleen maar uit. Begin jaren negentig waren er 17 miljoen vluchtelingen en 16 miljoen IDP’s, waarvan een flink deel middenin oorlogsgebieden. Nu zijn er 21 miljoen vluchtelingen en 44 miljoen IDP’s. Vluchtelingenstromen waar ook ter wereld worden door internationale politici ook nu meteen voorzien van de suggestie om ze in enclaves samen te drijven. Bangladesh wil UN-safe havens voor Birmese Rohingya’s in Birma, Turkije wil safe havens aan de Syrische kant van de grens.

Oost-Ghouta in Syrië is ook zo’n enclave. Mensen worden er omsingeld door Syrische regeringstroepen, aanvoerwegen voor hulpvoedsel en medische hulp zijn afgesloten. President Assad noemt Oost-Ghouta een ‘de-escalation zone’.

Over de auteur(s)

Linda Polman

Linda Polman is schrijfster en onderzoeksjournalist.