Militair optreden is meestal niet eenvoudig: er kan van alles tegen zitten en meestal is dat ook zo, of ervaar je het althans zo. De tegenslagen kunnen van verschillende aard en omvang zijn. Sommige zijn onvermijdbaar, andere niet. Tegenslagen kunnen variëren van noodweer, een verrassend optredende vijand en falende logistiek tot de verkeerde afslag nemen of vergeten je veldfles te vullen. Militair optreden beperkt zich verder niet tot kantooruren. Zo nodig gaan militairen door, en door, en door, totdat ze er – soms letterlijk – bij neervallen. De arbeidsomstandigheden zijn evenmin gegarandeerd, want soms moet je dingen doen die je nooit zou kunnen verzinnen. Onzekerheid maakt eveneens onverbrekelijk deel uit van de militaire praktijk. De vijand staat niet onder bevel en er kan dus van alles gebeuren. Kortom, de militaire praktijk is veeleisend.

Deze veeleisende praktijk vergt militairen die daar tegen kunnen. Het betreft mannen en vrouwen die tegen een stootje kunnen en die niet bij de minste of geringste tegenslag medelijden met zichzelf krijgen en bij de pakken neer gaan zitten. Militairen moeten gehard zijn. Ze moeten in staat zijn zichzelf te herpakken en vastberaden de volgende uitdaging tegemoet kunnen treden.  Dit vereist veerkracht, zowel fysiek en mentaal.

Een belangrijk aspect van veerkracht is zelfkennis, weten wat je zwakheden en wat je sterke kanten zijn. Het is vooral van belang zicht te hebben op je zwakheden: de verborgen en lelijke kanten van je persoonlijkheid. De trekjes waar je niet trots op bent. Deze zwakheden en de kleinzieligheid die daaruit voort kan komen kunnen op het gevechtsveld tot grote verschrikkingen leiden. Een goede militair is zich bewust van zijn zwakheden en de rafelrandjes van zijn persoonlijkheid en streeft er actief naar die niet naar boven te laten komen.

Oefening en training vormt hierbij een belangrijk middel. In harde, veeleisende training leert een militair zijn grenzen kennen, zowel fysiek als mentaal. Hij ervaart wat het betekent om toe te geven aan zijn zwakheden. Niet alleen krijgt hij dan de kritiek van zijn kameraden te verduren, maar toegeven aan zijn zwakheden vormt ook een aanslag op zijn zelfrespect. Dat kan betekenen dat de moraal van de militair wordt aangetast, dat hij zichzelf, zijn uitrusting en zijn taak verwaarloost. Uiteindelijk gaat hij onder in zelfmedelijden en inertie. Harde en veeleisende oefening en training leert een militair zijn grenzen kennen. Hij ervaart dat die grenzen vaak veel verder liggen dan hij aanvankelijk voor mogelijk had gehouden. Bovendien leert hij wat de prijs is die hij moet betalen voor zijn zwakheid. Het etiket van ‘drukker’ wil niemand opgeplakt krijgen, niet door anderen en ook niet door zichzelf. Omgekeerd ervaart hij ook wat het betekent als hij zijn zwakheden weet te onderdrukken. Hij ervaart de waardering van zijn kameraden. Zijn zelfrespect wordt niet aangetast, maar versterkt. Hij ziet zijn taak niet als een ondraaglijke last, maar als een uitdaging. Bij tegenslagen laat hij zich niet uit het veld slaan, maar krijgt hij juist extra energie.

Maar er is nog een gevaar, een zwakheid, die de militair op het gevechtsveld bedreigt en dat is zelfoverschatting. De meeste mensen hebben een beter beeld van zichzelf dan hun omgeving van hen heeft. Tot op zekere hoogte is dat begrijpelijk. Immers, wij weten van ons zelf wat onze goede bedoelingen zijn, ook al komen die niet altijd op een juiste wijze tot uitdrukking. De anderen moet het doen met wat ze kunnen zien en horen en dat is vaak wat anders dan wij zelf bedoeld hebben. Soms gaat zelfoverschatting te ver. We hebben dan geen reëel beeld van ons zelf. We denken dat we alles kunnen, dat gebrek aan slaap geen vat op ons heeft, dat fysieke uitputting ons niet kan raken en dat domme pech ons niet kan overkomen. Ook zo’n soort zelfbeeld kan op het gevechtsveld desastreuze gevolgen hebben. Kansen en risico’s kunnen verkeerd worden beoordeeld, met alle mogelijke ellende van dien. Maar ook hierbij kan een harde en veeleisende opleiding en training soelaas bieden. De militair ervaart daarin zijn neiging tot zelfoverschatting en dat maakt hem bewust van de gevolgen. Hij zal daardoor alerter worden voor zijn neiging zaken te rooskleurig voor te stellen en daarmee rekening leren houden.

Veerkracht kan dus het beste worden omschreven als een houding die de militair in staat stelt door te zetten onder moeilijke omstandigheden, waarin hij bovendien te maken heeft met fysieke uitputting en mentale spanningen. Veerkracht vergt een juist evenwicht tussen enerzijds zwakheid, zelfmedelijden en gelatenheid bij de minste of geringste tegenslag, en anderzijds een ongefundeerd optimisme en zelfoverschatting, zonder oog te hebben voor menselijke grenzen. Veerkracht berust op een fysiek en een mentaal fundament.

Deze fundamenten bestaan uit een goed inzicht in de eigen mogelijkheden en beperkingen. Dat inzicht krijgt een militair in omstandigheden waarin hij ervaart wat deze grenzen zijn en hoe die kunnen worden verlegd. Dat is vaak veel verder dan hij aanvankelijk denkt, maar niet oneindig. Een militair die over veerkracht beschikt, weet ook wanneer hij zijn (korte) rust moet nemen, om daarna nog verder te kunnen gaan. Een militair die veerkracht heeft weet daarmee niet alleen zichzelf over een dood punt heen te helpen, maar is vaak ook een steun en stimulans voor andere militairen. Voor elke militair ligt dat dode punt ergens anders en met de steun van anderen is dat eenvoudiger te overwinnen dan alleen. Dat kan een bemoedigend woord zijn, een slok water of het gewicht van het wapen even overnemen. Iedereen die dit leest herkent dit,  iedereen die dit leest heeft dit aan den lijve ondervonden. Iedereen die dit leest weet hoe belangrijk het is om op een gegeven moment een steuntje in de rug te krijgen. Iedereen weet ook hoeveel voldoening het geeft om zo’n steuntje te kunnen geven, ook – of wellicht juist vooral – als je eigenlijk zelf ook voor zo’n dood punt staat.

Over de auteur(s)

Brigade-generaal b.d. dr. P.H. de Vries

Peer de Vries is gepromoveerd op een proefschrift waarin hij een model ontwikkelt voor karaktervorming binnen de krijgsmacht.