Ik heb in de voorgaande columns geschreven over praktisch redeneren. Praktisch redeneren gaat over handelen en als praktisch redeneren ertoe leidt dat je bepaalde karaktertrekken ontwikkelt, dan noemen we dat een deugd (of een ondeugd). Ik leg het nog een keertje uit.

Praktisch redeneren

Praktisch redeneren betreft de deliberatie over wat te doen en de evaluatie van wat is gedaan. Het gaat dus om het resultaat, de handeling. Praktisch redeneren ligt altijd ten grondslag aan ons handelen. Dat proces verloopt ongeveer als volgt:

- ik verlang naar iets: een ijsje, een hond, een fijne vriendin, een huis (iets dus);
- ik overweeg vervolgens hoe ik die begeerte, dat verlangen kan realiseren: ik weeg mogelijkheden, de voor- en nadelen af, alsmede de mogelijke gevolgen en eventueel de moraliteit daarvan;
- vervolgens kom ik tot een besluit. Tot nu toe speelt dit proces zich af in mijn hoofd; het kan uren duren, maar ook in enkele seconden voltooid zijn;
- dan komt mijn wil in het geding. Ik wil het besluit van mijn overwegingen tot uitvoering brengen en pas dan ga ik tot handelen over. Zolang de wil dus niet in het geweer wordt gebracht, gebeurt er niets en blijven mijn overwegingen dagdromerij. De wil beweegt ons te handelen. Dit geldt natuurlijk niet voor al ons handelen. Er moet wel sprake zijn van de inbreng van het verstand. Ik heb het dus niet over handelen op basis van bijvoorbeeld primitieve reflexen of verslaving.

Nu komt er een ingewikkeld stukje, even opletten dus! De oriëntatie van praktisch redeneren is van de wereld naar de geest. Dat wil zeggen dat ik een stand van zaken in de wereld kan veranderen door mijn handelen, waartoe ik mijn geest heb besloten. Ik heb zin in een ijsje en ik bevredig mijn verlangen door een ijsje te kopen. Door mijn handelen valt mijn voorstelling samen met de feitelijke stand van zaken in de wereld. Kortom, praktisch redeneren ligt altijd ten grondslag aan ons handelen. Praktisch redeneren heeft per definitie betrekking op ons verlangen: hoe daarmee om te gaan en hoe dat te vervullen. Praktisch redeneren kan ook betrekking hebben op morele kwesties. Ik doorzie een situatie en op grond van mijn morele overtuiging, verankerd in mijn karakter, besluit ik te handelen. Als ik in vergelijkbare situaties op basis van vergelijkbare morele overwegingen tot vergelijkbaar handelen kom is er dus sprake van verankering van de neiging tot een bepaald soort handelen. Deze verworven eigenschap noemen we een deugd. De deugd manifesteert zich in ons handelen. We vinden iemand dapper omdat hij zich dapper gedraagt, niet omdat hij dappere verhalen kan vertellen. We vinden iemand gedisciplineerd omdat hij zich gedisciplineerd gedraagt en niet omdat hij zo goed exercitieles kan geven.

Theoretisch redeneren

Theoretisch redeneren is iets anders dan praktisch redeneren. Theoretisch redeneren betreft de deliberatie over wat we ergens van vinden. Door middel van theoretisch redeneren ontwikkelen we meningen over wat we belangrijk vinden, onze overtuigingen. De oriëntatie van theoretisch redeneren is van de geest naar de wereld. We zoeken naar standen van zaken in de wereld die onze overtuigingen ondersteunen. Onze overtuigingen krijgen daardoor gewicht. Waarden maken deel uit van het theoretisch redeneren. Waarden zijn abstracte begrippen die wij (op een bepaalde tijd en plaats, in een cultuur) belangrijk vinden. Waarden worden veelal omschreven als een ideaal beeld, een ideaal dat de moeite waard kan zijn om na te streven. Waarden worden dan ook vaak beschreven in absolute termen, in maxima. Waarden en idealen leiden echter niet noodzakelijkerwijs tot gedrag dat aansluit op die waarden.

Ik kan bijvoorbeeld heel mooi vertellen over verantwoordelijkheidsbesef. Ik vind dat ook heel belangrijk, dat mensen zich verantwoordelijk gedragen. Ik heb daar heel veel boeken over gelezen. Maar daarmee is niet gezegd dat ik mij ook zo zal gedragen. Ander voorbeeld. Ik heb bijvoorbeeld een hekel aan auto rijden. Ik reis dan ook meestal per trein. Soms moet ik wel met de auto, maar dan laat ik dat het liefste zo kort mogelijk duren. Ik krijg dan ook veel post van  het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Ondanks dat ben ik autorijden niet leuk gaan vinden. Ik krijg dus nog steeds post. Ik geef nog een voorbeeld. Wij vinden het leven waardevol. Iedereen heeft recht op een goed leven. Dan valt er iemand in de gracht. Uit alles blijkt dat hij of zij niet kan zwemmen. De idealist – en er staan er dan meestal tientallen op de kade – vindt dit vooral een ondersteuning van zijn overtuiging dat het leven waardevol is: hij of zij zou niet met hem of haar willen ruilen. De deugdzame bedenkt zich geen seconde en springt in de gracht om te proberen de drenkeling te redden. Om met Nietzsche te spreken: ‘Niet uw medelijden, maar uw dapperheid redt de drenkeling’. Het is belangrijk om dit onderscheid tussen waarden en deugden in het oog te houden. We moeten ons daarbij realiseren dat het tamboereren op waarden niet zal leiden tot gedragsverandering. Daarvoor is vorming nodig die leidt tot het ontwikkelen van deugden.

Ik hoor nu al de verenigde gedragswetenschappers stampvoeten en roepen dat waarden, vooral kernwaarden, heel belangrijk zijn (ook al kent de spellingcontrole van Word dat woord niet). Maar ik geef onmiddellijk toe dat waarden belangrijk zijn. Waarden zijn begrippen die in het collectieve denken van belang zijn. Waarden kunnen van belang zijn om mensen te inspireren. Bijvoorbeeld de slogan van de Koninklijke Landmacht: ‘vechten voor vrede en veiligheid’ omvat de waarden ‘vrede’ en ‘veiligheid’. Deze waarden kunnen militairen inspireren in de uitoefening van hun vak, maar dat is niet noodzakelijk. Ook als we zeggen dat ‘vrede’ een kernwaarde is. Ik vind dat fantastisch! Ik vind het geweldig dat mensen geïnspireerd kunnen raken door hun overtuigingen! Ik vind ‘vrede’ ook erg belangrijk! Maar hoe demonstreer je nu dat belang van deze kernwaarde blijvend in je gedrag?  Dat vergt verantwoordelijkheidsbesef en respect voor de ander, zoals deze is! Je kunt worden gevormd in het verantwoord en respectvol bejegenen van anderen. Als je dat maar vaak genoeg doet, wordt het een deel van je karakter en dat noemen we een deugd! De  begrippen waarden en deugden uit hun context gebruiken en door elkaar halen, leidt alleen maar tot verwarring. 

Over de auteur(s)

Brigade-generaal b.d. dr. P.H. de Vries

Peer de Vries is gepromoveerd op een proefschrift waarin hij een model ontwikkelt voor karaktervorming binnen de krijgsmacht.