Kolonel Hans Valk (1928-2012) was het eigengereide hoofd van de Nederlandse Militaire Missie in Suriname. Die was in november 1975 na het verkrijgen van de onafhankelijkheid ingesteld om te helpen bij de opbouw van de Surinaamse  krijgsmacht. Valk was recht voor zijn raap, had een kwajongensachtig gevoel voor humor, lustte een goede borrel en kon goed opschieten met zowel de officieren als de onderofficieren van het Surinaamse leger. Een goed gevoel voor diplomatie – hij was ook landmachtattaché en lag overhoop met de Nederlandse ambassadeur – had hij echter niet.

In de Surinaamse publieke opinie en in de Nederlandse media wordt Valk gezien als de geestelijke vader van de staatsgreep van 25 februari 1980. Ellen de Vries (1958), journalist en onderzoeker op het gebied van onder meer postkoloniale geschiedenis, beet zich vast in de zaak en schreef er een boek over. Haar verhaal beperkt zich niet de resultaten zelf, maar is ook een verslag van haar onderzoek naar ‘geheime’ stukken in de archieven, gesprekken met direct betrokkenen en ingewijden en een grondige analyse van alle rapporten, journalistieke artikelen, interviewverslagen en wetenschappelijke literatuur die moet leiden tot een antwoord op de vraag of kolonel Valk wel of niet betrokken was bij de coup door Desi Bouterse en consorten. Haar analyse beslaat bijna de helft van het boek, terwijl de andere helft bestaat uit de verantwoording van haar archiefonderzoek, een overzicht van gebruikte bronnen, een ruime bijlage met de integrale opname van documenten en rapporten die tot 2060 geheim zijn, een lijst met afkortingen, eindnoten en een namenregister.

Valks vermeende betrokkenheid

De officieren en onderofficieren van de Surinaamse krijgsmacht in opbouw waren voornamelijk ontevreden over het autoritaire optreden van hun legerleider Yngwe Elstak. Ook Valk, wiens adviezen Elstak in de wind sloeg, had geen hoge pet van hem op. De jonge onderofficieren in het Surinaamse leger, onder wie Desi Bouterse, vroegen de hen goed gezinde Valk om advies. Die zou tegen hen hebben gezegd (geparafraseerd): ‘Het kan me niet schelen wat je doet, maar handhaaf de orde’. De jonge militairen zagen zijn opvattingen als steun voor een staatgreep. Valk heeft overigens altijd met klem tegengesproken dat hij heeft gesuggereerd dat Nederland een coup zou steunen. Hij rapporteerde zijn gesprekken met de jonge militairen echter niet aan de Nederlandse ambassadeur – die had Valk ten strengste verboden om met de ontevreden militairen te spreken – waardoor hij voor altijd de schijn van partijdigheid op zich zou laden. Later zou Valk zich blijven verdedigen met het argument dat hij in gesprek met de ontevreden militairen wilde blijven om hen in positieve zin te kunnen beïnvloeden en te voorkomen dat ze in het communistische kamp (lees Cuba) terecht zouden komen.

De schijn van partijdigheid werd niet minder nadat bekend werd dat Bouterse tijdens de afscheidsreceptie voor kolonel Valk in juni 1980 (volgens André Haakmaat, na de coup minister in de regering-Chin A Sen) zou hebben gezegd dat de staatsgreep zonder Valk nooit zou hebben plaatsgevonden. Deze uitspraak, die Bouterse nooit heeft bevestigd, is een eigen leven gaan leiden en versterkte de zogenaamde Valk-these dat de kolonel de onderofficieren zou hebben geholpen met het beramen van de staatgreep. Hij zou de coupplegers zelfs een blauwdruk voor de coup met de naam ‘Operatie Zwarte Tulp’ hebben overhandigd. Valk heeft ook dit altijd ontkend; hij had naar eigen zeggen zelfs nog nooit van het plan gehoord.

De onthullingen

De vermeende betrokkenheid van Valk bij de coup werd in december 1982 door de Nederlandse journalisten Gerard van Westerloo en Elma Verhey na de Decembermoorden door Bouterse en zijn medestanders in een reeks artikelen in Vrij Nederland (in 1983 gebundeld in het boek Het legergroene Suriname) aan de kaak gesteld. Uit eerbetoon aan hun Surinaamse vriend en collega Jozef Slagveer, die een van de vijftien slachtoffers was, ‘onthulden’ zij dat de Nederlandse kolonel Hans Valk de opstandige militairen in 1980 had aangemoedigd tot een staatsgreep. De twee baseerden zich op een gelekt intern rapport van de Landmacht Inlichtingendienst uit 1981. Volgens Van Westerloo en Verhey zou het rapport de rol van Valk bevestigen. Zij waren het ook die ‘onthulden’ dat bij de staatsgreep gebruik was gemaakt van een geheim Nederlands militair plan (het eerdergenoemde operatieplan Zwarte Tulp) dat Valk aan de  jonge onderofficieren zou hebben gegeven die het op hun beurt weer zouden hebben gebruikt voor de uitvoering van de coup.

De ‘onthullingen’ leidden tot veel commotie. Onder druk van de Tweede Kamer werd een onderzoekscommissie onder leiding van rechter Bart Pronk ingesteld, die Valk en de andere missielieden in 1984 vrijpleitte. De commissie gaf Valk wel een stevige uitbrander omdat hij door zijn uitlatingen de onderofficieren onbedoeld had gesterkt in hun overtuiging dat Nederland hun coup zou steunen. De Kamer vond de uitkomst van het onderzoek mager en gaf Pronk opdracht voor een vervolgonderzoek. Die kwam in 1985 met een tweede rapport en eenzelfde conclusie: Valk was niet betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van de staatsgreep.

Weinig kritisch

Ellen de Vries toont in haar boek aan dat Gerard van Westerloo en Elma Verhey zich niet aan de journalistieke basisprincipes hielden. Ze deden niet aan bronnenkritiek, pasten vrijwel geen hoor- en wederhoor toe, negeerden verklaringen die hun hypotheses ondergroeven en hun ferme uitspraken waren vaak niet goed onderbouwd. Het geheime operatieplan Zwarte Tulp was een evacuatieplan, opgesteld om Nederlandse staatsburgers te beschermen als het in Suriname uit de hand zou lopen. Het had volgens ingewijden nooit kunnen worden gebruikt om een staatsgreep te plegen. Het ongenuanceerde beeld dat de journalisten van Valk de wereld in hielpen, werd later door veel journalisten en auteurs zonder kritiek in hun publicaties overgenomen. Hierdoor bleef het beeld bestaan dat Valk een belangrijke rol had gespeeld. Dat de relevante documenten in 2011 geheim werden verklaard, hielp niet bij het tegengaan van de mythevorming rondom Valk. Tot die tijd waren de stukken vertrouwelijk in te zien in de leeszaal van de Tweede Kamer. Het geheim verklaren van de stukken voedde het wantrouwen dat Nederland bij de coup van 1980 iets te verbergen had.

Dat kunnen we zelf wel

Op grond van haar zorgvuldige analyse van alle stukken die ze tot nu toe heeft gezien en gespreken met betrokkenen die ze heeft gevoerd, concludeert De Vries dat Nederland niet betrokken was bij de coup. De Vries biedt de lezer echter geen zekerheid; er kunnen volgens haar immers nog altijd (geheime) stukken opduiken die het tegendeel bewijzen. De Vries bespreekt ook kort de tegenhanger van de Valk-these: de Suriname-these. Die stelt dat Valk geen enkele bemoeienis had en de coup enkel was bedacht door de jonge onderofficieren. Die waren naar eigen zeggen mans genoeg om zelf een coup te plegen. Daar hadden ze Nederlanders helemaal niet voor nodig: ‘Dat konden we zelf wel’. Ellen de Vries wijst deze these niet af, maar wijst er op dat de coupplegers de rol van Valk mogelijk bagatelliseerden om zelf beter uit de verf te komen.

Bij het boek van De Vries mag de lezer geen spannende whodunnit verwachten. De zeer gedegen werkwijze en analyse van archiefstukken en interviews en de verslaglegging daarvan bevordert de leesbaarheid niet. De Vries pelt de mythevorming rondom Valk tot in detail af, waarna de aanhoudende lezer achterblijft met een ontluisterend beeld waarbij bronverdichting – teruggrijpen op een beperkt aantal dubieuze bronnen en deze telkens blijven herhalen totdat iedereen er in gaat geloven – de voornaamste rol speelt.

Drs. Jeoffrey van Woensel, Expertisecentrum Nederlands Veteraneninstituut

Hans Valk

Over een Nederlandse kolonel en een coup in Suriname (1980)

Door Ellen de Vries

Zutphen (Walburg Pers) 2021

317 blz. – ISBN 9789462493070

Hans Valk

 

Over de auteur(s)