In het najaar van 2007 vertrok een jonge Franse onderzoeker van Science Po Parijs voor de eerste keer naar Afghanistan. Gedurende een periode van tien jaar zou Romain Malejacq twaalf keer afreizen naar Sheberghan, Kabul, Herat en Mazar-e-Sharif. Soms voor een paar dagen, soms voor periodes van 2-3 maanden. Door zich te mengen in de entourage van verschillende krijgsheren, waaronder een periode van drie maanden in Jowzjan op de compound van de Uzbeekse krijgsheer Abdul Rashid Dostum op uitnodiging van diens zoon, kon Malejacq spreken met de krijgsheren zelf en ingewijden, adviseurs en ondergeschikten. Met bij elkaar ruim honderden interviews verzamelde Malejacq data om grip te krijgen op de berekenende krijgsheren, die het steeds voor elkaar kregen door het politieke landschap te navigeren. Hiermee verkreeg Malejacq een zeer volledige dataset. De dataset is vervolgens geselecteerd, georganiseerd en geanalyseerd, met een zorgvuldigheid die inlichtingenwerk evenaart (en dat zeg ik niet alleen omdat ik een van de onderzoeksassistenten op het Centrum voor Internationaal Conflict-Analyse en Management (CICAM) ben geweest. Voortbordurend op het werk van zijn mentor Bertrand Badie wilde Malejacq inzichtelijk krijgen hoe krijgsheren zich verhouden in het internationale systeem in bredere zin. Het veldwerk in Afghanistan maakte de vraagstelling concreter: hoe overleven ze deze chaos? Hoe kan het dat ene krijgsheer overleeft en vicepresident wordt, en een ander een potentieel gruwelijke dood sterft? Welke krijgsheer deed wat, waar, en waarom? Het is de waaromvraag die zo belangrijk is in zijn werk.

The Delusion of Statebuilding

In zijn boek Warlord Surival. The Delusion of Statebuilding beschrijft Malejacq de pijnlijke realisatie dat staten zoals Afghanistan gefaald hebben in het conformeren naar Weberiaanse institutionele bureaucratie en soevereiniteit. Of beter gezegd, het Westen heeft gefaald om Afghanistan her op te bouwen naar ons beoogde evenbeeld. Veel studies op het gebied van failed states kijken echter alleen naar de staat zelf en gaan voorbij aan de bijzondere positie die krijgsheren innemen. Juist door naar de actoren te kijken die de staat vormen (of ondermijnen) worden dergelijke studies versterkt. Malejacq richt zich op vier krijgsheren uit noordelijk Afghanistan in het bijzonder. Ismail Khan, de ‘Amir’ van Herat, Abdul Rashid Dostum, de Oezbeekse ‘etnische ondernemer’, Mohammad Qasim Fahim, die de leegte probeerde in te vullen na de moord op Ahmad Shah Massoud, de leider van de Noordelijke Alliantie. Hoewel Fahim op leiderschapsniveau Massoud niet kon evenaren, heeft hij het er op persoonlijk vlak niet slecht vanaf gebracht.

Hoewel Malejacq zichzelf eerder positioneert als transnationalist, naar het evenbeeld van Badie, herken ik in zijn werk de English School of International Relations van de Australiër Hedley Bull. Politieke analisten hebben moeite met het uitleggen van de gebeurtenissen in Afghanistan (en in bredere zin hedendaags conflict) omdat de drie hoofdstromingen realisme, liberalisme en constructivisme elk falen in het schetsen van een compleet beeld. De Engelse School geeft echter uitkomst. Een populair model bij het CICAM is de Demmers-Hollis matrix, van de Utrechtse hoogleraar Jolle Demmers. Het werk van Malejacq is in deze matrix te plaatsen op het hek van de interpretatieve as (bestudeerd van binnenuit), en tussen structuralisme (de maatschappij is een spel, actoren volgen de regels van het spel) en individualisme (actoren hebben keuzevrijheid). In het geval van de krijgsheren spelen ze het spel, maar zetten ze de spelregels ook naar eigen hand. Ook hier is de werkveldervaring van Malejacq uiterst waardevol. Malejacq heeft de gevoerde gesprekken met krijgsheren en ingewijden op een beeldende en boeiende wijze weten vast te leggen.

Demmers-Hollis matrix

De Demmers-Hollis matrix. Bron: J. Demmers, Theories of Violent Conduct (Londen, Routledge, 2016)

Post-Resolute Support

Maar waarom nu nog Afghaanse krijgsheren bestuderen? We gaan toch weg uit Afghanistan? Welnu, juist daarom is de studie van krijgsheren zo belangrijk. Op dit moment levert Nederland een bijdrage aan de missie Resolute Support (RS), en de toekomst van daarvan is onduidelijk in het licht van het vredesakkoord tussen de VS en de Taliban. Als de VS doorzet, zullen zij in 2021 uit Afghanistan vertrekken, terwijl de NAVO wil blijven. De vraag is of RS kan voortbestaan zonder de bijdrage van Operation Freedom’s Sentinel, de Amerikaanse missie in Afghanistan. In het ergste geval valt Afghanistan terug naar een scenario zoals in 1988, of een complete ineenstorting van de staat zoals in 1992. Malejacqs werk is gegrond in de historische ontwikkeling van Afghanistan en geeft genoeg voorbeelden van deze periode. Ongeacht hoe de post-RS toekomst er uit gaan zien voor Afghanistan, of dit nu een voortzetting wordt van de NAVO-missie, een VN-blauwhelmmissie of een state collapse na algehele militaire terugtrekking, de aanwezigheid van krijgsheren is een gegeven. Zij hebben de afgelopen twintig jaar laten zien dat niemand om hen heen kan en dat ze nog steeds veel invloed hebben. Neem als voorbeeld Dostum, die aangaf na het vicepresidentschap klaar te zijn en zich terug te willen trekken, maar toch de politieke strijd tussen Ghani en Abdullah naar zijn hand wist te zetten en wegloopt met de titel van maarschalk.

Daarnaast beperken statebuilding en het fenomeen krijgsheren zich niet tot Afghanistan, en ook bij militaire inzet in Irak en de Afrikaanse Sahel hebben we met krijgsheren te maken. Als Malejacqs theorie correct is, dan zijn internationale pogingen om failed states te consolideren zinloos, aangezien politieke regelingen tussen statelijke en niet-statelijke actoren altijd in beweging zijn. Iedereen betrokken bij de (besluitvorming over) Nederlandse inzet in Afghanistan en elders doet er dus goed aan het werk van Malejacq over krijgsheren en de dillema’s omtrent statebuilding in bredere zin te bestuderen en in adviezen mee te nemen.

Ritmeester G.L.J. Jacobs

Warlord Survival
The Delusion of State Building in Afghanistan
Door Romain Malejacq
Ithaca (Cornell University Press) 2020
238 blz. – ISBN 9781501746420

Over de auteur(s)