Het kwaad is dan toch niet banaal. Voor The New Yorker woonde de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Ahrendt in 1963 het proces tegen Adolf Eichmann bij. Haar reportages werden gebundeld in het boek Eichmann in Jerusalem, waarin Ahrendt de wereld op zijn kop zette met het beeld dat ze schetste van de nazi-topmisdadiger als banaal, niet indrukwekkend, klein menneke. Toen Eichmann bij de rechter werd voorgeleid, verwachtte Ahrendt – en wij allen – het monster dat de man die operationeel verantwoordelijk was voor de moord op een groot deel van de Europese joden wel moest zijn. Maar wat Ahrendt ons beschreef, was een bureaucraat die claimde alleen maar orders te hebben opgevolgd. Zelf dacht hij namelijk nooit na, insignificant schroefje in de moordmachinerie dat hij was. ‘Het probleem met Eichmann was dat er velen waren zoals hij en dat zij pervers,noch sadistisch waren, maar vreselijk en angstwekkend normaal’, schreef Ahrendt.

Dat Eichmann wel degelijk precies wist waar hij mee bezig was en waar hij naartoe wilde, bewijst Bettina Stangneth, Duits filosofe en historica in haar boek Eichmann before Jerusalem. Het verscheen al in 2011 in Duitsland, maar verovert nu in de Engelse vertaling de wereld. De echte Eichmann was hartstochtelijk aanhanger van de nazi-rassenideologie en werkte tot zijn arrestatie vijftien jaar na de oorlog met heel zijn hart aan de wederopstanding van het Rijk.

Stangneth spitte meer dan dertig grote en kleine, bekende en minder bekende archieven uit. Toen ze aan de speurtocht begon, waren er al 800 boeken over Eichmann geschreven. Het gaat in het hare dan ook niet om spectaculair opgegraven, tot dan onbekende bronnen, maar gewoon om hard werken om het al onderzochte materiaal te voorzien van completere achtergronden. Belangrijke inzichten peuterde ze uit de archieven van de Nederlandse SS’er Willem Stassen, die met Eichmann deel uitmaakte van de groep nazi’s die na de oorlog in ballingschap in Argentinië woonde. Sassen notuleerde de vele bijeenkomsten waarin de kameraden zwoeren om de oude idealen nieuw leven in te blazen. De vergaderingen waren nauwelijks geheim. De Duitse regering en de CIA wisten in 1952 al precies wie en waar de gevluchte oorlogsmisdadigers waren, maar lieten het zo. Andere dingen waren belangrijk geworden: de nieuwe vijand was het communisme. De Israëlische Mossad was uiteindelijk de enige die in Argentinië op jacht ging.

Van zijn vele conversaties met Eichmann maakte Stassen geluidsopnames. De rechtbank liet de Stassen Interviews niet als bewijsmateriaal toe, reden waarom Hannah Ahrendt ze nooit gehoord heeft. Stassen was van plan geweest om het materiaal te gebruiken voor een boek waarin hij de holocaust zou ontkennen, maar Eichmann deed precies het tegenovergestelde. ‘Ik zou tevreden zijn geweest als we van de 10,3 miljoen geregistreerde joden er 10,3 miljoen hadden gedood,’ zei Eichmann. De deportatie en vernietiging van 400.000 Hongaarse joden noemde hij een organisatorische prestatie die niemand hem ooit na zou kunnen doen.

Eichmann werd opgehangen, maar de ideeën zijn nog onder ons, zegt Stangneth. De heren in Argentinië, die vonden dat hun eigen misdaden tegen joden bleekjes afstaken bij die van joden tegen Palestijnen, zouden zo kunnen aanschuiven bij hedendaagse borreltafels. Niemand die in de gaten zou hebben dat ze met oude nazi’s aan het proosten waren.

Over de auteur(s)

Linda Polman

Linda Polman is schrijfster en onderzoeksjournalist.