In 2003 was in Basra, Irak, door het Britse leger in allerijl een detentiecentrum opgezet. Op een dag lagen daar acht Iraakse burgers op de grond, in elkaar geslagen, één zo grondig dat zijn nieren ermee op waren gehouden. Een was dood, zijn hoofd stukgeslagen tegen een betonnen muur door korporaal Donald Payne, lid van The Queen's Lancashire Regiment; dezelfde korporaal Payne die van zijn gevangenen een “orkest” maakte door ze het te laten uitschreeuwen van pijn om bezoekers te verwelkomen. “Hij vond dat grappig,” verklaarde later voormalig soldaat Gareth Aspinall. “De bezoekers vonden het ook grappig.”

Korporaal Payne werd veroordeeld voor het begaan van oorlogsmisdaden. Hij kreeg een jaar gevangenisstraf.

Payne’s zaak was onderzocht door het IHAT, de Iraq Historic Allegations Team, in het leven geroepen door het Britse ministerie van defensie om aanklachten tegen Britse militairen in Irak te onderzoeken. Premier Theresa May wil het IHAT nu opheffen. Ze is bezorgd dat er een golf van rechtszaken tegen Britse militairen aan zit te komen.

Voordat het IHAT een aanklacht doorverwijst naar een rechtbank moeten hemel en aarde bewogen worden. Tot nu toe werden 3367 aanklachten ontvangen, waarvan er 1668 door de eerste toetsing heenkwamen. De rest werd niet ontvankelijk verklaard. 325 gaan over moord en doodslag op Iraakse burgers. Twee daarvan kwamen tot nu toe door de toetsing heen, maar werden om technische redenen niet vervolgd.

Waar de vrees van premier May voor een golf van rechtszaken vandaan komt, is dus een raadsel, maar ze heeft het inmiddels al wel nodig gevonden om voorbereidingen te treffen voor het terugtrekken van Groot-Brittannië uit het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Ze wil Britse militairen beschermen tegen de mensenrechtenadvocaten die bij het IHAT geen gehoor vonden en hopen op hulp uit Europa. Ze noemt die advocaten “ambulance chasers” en beschuldigt ze van het omkopen van Iraakse burgers om valse aanklachten in te dienen. Volgens haar is een hele industrie ontstaan van oneervolle advocaten die militairen bestoken met valse beschuldigingen.

De Britse regering presenteert het nieuwe beleid als patriotisme: Britse soldaten dienen beloond te worden met dankbaarheid, niet met rechtszaken.

‘Infantiel,’ vindt luitenant-kolonel Nicholas Mercer, de hoogste juridische adviseur van het Britse leger in Irak, het plan. Dat het Britse leger gemarteld heeft is volgens hem boven alle twijfel verheven. Hij constateerde in Irak een morele ambivalentie in de manier waarop het Britse leger met burgers omging. De Britten wilden het netjes doen, maar “we stonden te dichtbij onze Amerikaanse collega’s. Met de minachting voor internationale mensenrechtenwetten heeft er kruisbestuiving plaatsgevonden.”

Inmiddels roeren militaire families zich ook. De vader van een militair die op een kazerne in Engeland om het leven kwam bijvoorbeeld waarschuwt voor de gevolgen van terugtrekking uit het Europese Hof. Het zal voor militairen en hun families veel moeilijker worden om de regering ter verantwoording te roepen en voor het ministerie makkelijker om mensenrechtenschendingen in de doofpot te stoppen. Het was dankzij een uitspraak van het Europese Hof dat – na acht jaar – het onderzoek naar de dood van zijn dochter heropend kon worden. Een kogel maakte een einde aan haar leven. Het leger had precies een uur besteed aan het onderzoek en concludeerde dat het zelfmoord was geweest. Dankzij het Hof moet het onderzoek nu overnieuw.

Juridisch adviseur Mercer heeft hoop. Vroeger kon je mensenrechtenschendingen wegstoppen, zegt hij. De Mau Mau in Kenia werden door het Britse leger gemarteld en gecastreerd en moesten 60 jaar wachten op een mager excuusje. Maar tegenwoordig voel je de hete adem van het ICC in Den Haag in je nek. ‘Zelfs Groot-Brittannië kan niet meer doen waar het zin in heeft,’ zegt hij.

Over de auteur(s)

Linda Polman

Linda Polman is schrijfster en onderzoeksjournalist.