Voor strategisch en beleidsondersteunend onderzoek op het gebied van internationale en Europese (veiligheids)politiek vertrouwt Defensie sinds vele jaren op de expertise van onderzoekers van Instituut Clingendael en het HCSS, het The Hague Centre for Strategic Studies. Tot voor kort had Defensie een subsidierelatie met Clingendael, maar deze is inmiddels afgebouwd en vervangen door een contractuele relatie.

In 2016 heeft Defensie de behoefte aan beleidsondersteunend onderzoek gebundeld met die van Buitenlandse Zaken. Gezamenlijk hebben zij een groot, vierjarig onderzoekscontract opgezet voor extern, strategisch onderzoek naar internationale en Europese (veiligheids)ontwikkelingen en dat via een open inschrijving Europees getendered. Instituut Clingendael en HCSS hebben als leider of lid van een consortium van denktanks met succes aan de tender deelgenomen.

Het PROGRESS-onderzoeksprogramma is verdeeld in vijf percelen: (1) global governance; (2) Europa en zijn buren; (3) de Europese Unie: (4) veiligheid en defensievraagstukken; (5) strategic monitoring, foresighting en alertering. Deze indeling is tot stand gekomen na uitgebreide consultaties tussen Defensie en Buitenlandse Zaken, waarbij met name de vraagarticulatie een belangrijk onderdeel is geweest.

De eerste vier percelen zijn bekend terrein. Het gaat onder meer om het volgen, verklaren en duiden van ontwikkelingen op het gebied van multilateralisme, de G7/8/20, internationale financiële instellingen, handelsverdragen, ontwikkelingen in China en India, maar ook de trans-Atlantische link. Bij ‘Europa en zijn buren’ wordt nadrukkelijk gekeken naar ontwikkelingen in Rusland, de Balkan en de MENA-regio, altijd in de context van de Europese relatie met die landen en regio’s en de mogelijke strategische samenwerking met de VS.

Het derde perceel, over de EU, is gericht op het functioneren van de Europese instellingen in de meest brede zin van het woord, van publieke perceptie tot belastingregimes en institutionele ontwikkelingen. Het vierde perceel betreft specifieke veiligheids- en defensievraagstukken, zoals de ontwikkelingen binnen de NAVO, EU-NAVO samenwerking, de militaire bijdrage aan cyber security en het volgen en ondersteunen van de ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld militaire mobiliteit.

Het vijfde perceel is bijzonder in de zin dat daar een specifieke ambitie aan ten grondslag ligt, namelijk de wens om het systeem van horizonscanning en strategische monitoring te verbeteren en te professionaliseren. Dat gebeurt onder meer door aan die monitoring een alerteringssysteem te koppelen, waardoor beleidsmakers niet alleen tijdig gewaarschuwd worden, maar ook inzicht krijgen in de politieke en situationele context van een ontwikkeling en opties voor handelingsperspectieven geboden krijgen.

Een van de interessante nieuwe ontwikkelingen die dit onderzoek nu al heeft opgeleverd is inzicht in de potentie van het gebruik van big data, bijvoorbeeld data verzameld in conflictgebieden, maar ook data van een escalerende crisis. Door specifieke indicatoren te ontwikkelen kunnen Defensie en Buitenlandse Zaken een eigen en op het Nederlandse beleid en positie toegesneden toolset ontwikkelen. Dit ontwikkeltraject is ambitieus en zal naar verwachting verschillende jaren onderzoek vergen.  

We zijn nu ruim een jaar onderweg met PROGRESS en hoewel er zeker ruimte voor verbetering is, zijn er enkele observaties die het delen waard zijn. PROGRESS heeft geresulteerd in een nieuw elan en energie, mede vanwege de betrokkenheid van en samenwerking met gerenommeerde internationale denktanks en toponderzoekers. 

Voor Defensie fungeert PROGRESS als een vehikel voor beleidsondersteunend, maar ook beleidsvoorbereidend onderzoek. Denk aan terreinen waar Defensiebeleid nog ontbreekt of in de kinderschoenen staat, zoals klimaatveiligheid of ruimtevaart.

Een kritische succesfactor – die overigens voor al het onderzoek geldt dat voor Defensie wordt uitgevoerd – is, naast een relatief scherpe en afgebakende onderzoeksvraag, de adequate en responsieve begeleiding van de zijde van Defensie. Naarmate het PROGRESS-onderzoek zich vertakt en ontwikkelt, zal die begeleiding breder in de defensieorganisatie komen te liggen. Een aandachtspunt voor 2018 is de verbeterde verspreiding van PROGRESS-producten. Momenteel wordt onderzocht of op het Defensie-intranet een pagina kan worden ingericht om de PROGRESS producten te kunnen plaatsen.

Dit kort overzicht van het PROGRESS-onderzoek laat ook zien hoe een intellectueel en academisch volwassen onderzoeksgebied als conflictstudies of internationale betrekkingen aan verandering onderhevig is als gevolg van kwantitatieve en big data-analyse. De gevolgen zijn enorm, niet alleen voor de onderzoeker die nieuwe onderzoeksmethodes zal moeten ontwikkelen, maar ook aan de zijde van de gebruiker: aan departementszijde zullen we moeten leren hoe we op een verantwoorde wijze big data-analyses in onze beleidsvoorbereiding en beleidsbeslissingen kunnen betrekken.

Inmiddels is het departement op kruissnelheid om een nieuwe Defensienota te produceren. De verwachting is dat de Defensienota het startschot zal geven voor de transitie van de krijgsmacht, maar dat die transitie ook nog veel (al dan niet aanvullend) onderzoek zal vergen naar de ontwikkeling van de krijgsmacht. Het belang van onderzoek en de rol van kennispartners voor Defensie zal daarom alleen maar toenemen.

De uitdagingen waarvoor Defensie zich gesteld ziet zijn divers en uiterst complex. Het identificeren en partneren met de juiste kennispartners is enorm belangrijk. De range en diversiteit van kennispartners zal daarom naar verwachting alleen maar toenemen. Van institutionele kennispartners zoals Clingendael, HCSS en TNO zal Defensie wellicht ook een beroep moeten of willen doen op lokale kennispartners.

Een voorbeeld van een regionale culturele kennispartner heb ik recent uit eerste hand ervaren: het Al Ahram-instituut voor politieke en strategische wetenschappen in Caïro. Binnenkort gaan mijn werkzaamheden drastisch veranderen en wordt Noord-Afrika mijn werkgebied. Een gebied met andere kleuren, geuren, uitdagingen, een eigen taal en een eigen logica. Als een spreekwoordelijke kat in een vreemd pakhuis zal ik mij dit nieuwe gebied moeten eigenmaken om veilig te kunnen navigeren en effectief te functioneren. Ervaren experts en kenners van de regio van het Al Ahram-instituut bleken bereid hun kennis, inzichten en overtuigingen te delen en mij tijdelijk hun ogen te lenen om politieke en strategische vraagstukken van deze bijzondere regio binnen de specifieke culturele context te beschouwen. 

Het was een uiterst nuttige ervaring, door zelf te zien hoe groot de culturele kloof daadwerkelijk is, maar ook door de intelligentie, kennis en openheid van de onderzoekers om de problemen in hun land en regio te delen en te bespreken. De onderzoekers vormen een nieuwe generatie, de generatie van de Arabische Lente. Een generatie die wil meepraten, gehoord wil worden en meebeslissen. Zij vervullen een noodzakelijk rol door ons in staat te stellen een regio te begrijpen en tot effectieve samenwerking te komen. Defensie moet zijn kennispartners koesteren. 

Over de auteur(s)

Dr. M.F.J. Houben

Marcus Houben is senior beleidsmedewerker bij het ministerie van Defensie en heeft gewerkt als Head of the Support Team EU 2014 Presidency Contact Group on Piracy off the Coast of Somalia bij de European External Action Service.