Amerikaanse militairen die vandaag in Afghanistan vechten, waren kleutertjes toen de oorlog daar begon. Dat was in 2001. Het is inmiddels de langstdurende oorlog in de Amerikaanse geschiedenis. President Trump had zich voorgenomen ‘America First’ te zetten en uit Afghanistan te vertrekken, maar het ziet ernaar uit dat hij er juist méér moet gaan doen: het Pentagon heeft bij het Congres, zowel als bij de NAVO, aangedrongen op extra geld en extra troepen.  

De kosten van de Afghaanse oorlog sjokken inmiddels naar de 1 biljoen dollar: een 1 met 12 nullen. Zeventig miljard daarvan werd geïnvesteerd in de opleiding van een leger en een politiemacht, maar die hebben nog steeds maar 60 procent van het land onder controle. Voor veel Afghanistan-waarnemers is het geen raadsel waarom ze de strijd niet winnen: het aantal ‘fantoom-militairen’, die niet bestaan maar wel op de loonlijst van de regering staan, begint het aantal echte militairen te naderen. In ongeveer elke provincie houdt de Taliban er inmiddels een schaduwregering op na.

Tot nu werd 120 miljard dollar in de wederopbouw gepompt. Omgerekend beduidend meer dan het herstel van heel West-Europa kostte in het Marshall Plan, maar nog steeds is méér buitenlandse hulp de enige hoop van de Afghaanse regering om 2018 heelhuids te halen. Pathetisch blijven land en volk helemaal onderaan bungelen in de Human Development Index van de Verenigde Naties. Kindersterfte, levensverwachting, gemiddelde inname van calorieën per hoofd van de bevolking, toegang tot elektriciteit: op ieder punt scoort Afghanistan, maar dan niet zoals je zou willen.

Het gebrek aan perspectief begint nu ook Amerikaanse militairen op te breken. Steeds meer klagen ze tegen Amerikaanse journalisten over de kapitalen die aan de vaak twijfelachtige ontwikkelingsprojecten worden besteed, terwijl de armoede in VS zelf toeneemt en hun eigen gezinnen thuis elk dubbeltje moeten omdraaien om het hoofd boven water te houden. Ook zijn er die hun plichtsbesef niet meer in overeenstemming kunnen houden met de extravagante Amerikaanse steun aan de plunderende Afghaanse regering. Die staat nog steeds op de derde plaats van de lijst van meest corrupte regeringen, onder Somalië en Noord-Korea. Er zijn al Amerikaanse militairen die om die reden de pijp aan Maarten gaven. Ze vonden dat het tijd was geworden om de Afghanen hun eigen toekomst maar te laten bepalen.

Vijftien jaar oorlog tegen de Taliban was als 15 jaar met een hamer op een bolletje kwik slaan. Je kunt blijven meppen, maar meer van hetzelfde geeft geen ander resultaat. Er is werkelijk niemand die durft te beweren dat de extra troepen waar het Pentagon om vraagt de kans op een overwinning gaan vergroten. Intussen staat de oorlog ook zónder die extra inspanning voor 2017 begroot op 50 miljard dollar. De Taliban kost het slechts een habbekrats, want per strijder zijn ze een paar dollar per dag kwijt en hun oude Russische wapens zijn al lang afgeschreven.

Generaal Stanley McChrystal, in 2009-2010 bevelvoerder van de missie in Afghanistan, zei eens: ‘Je kunt de Taliban tot in de eeuwigheid blijven bestrijden, want hun aantal is oneindig.’ Wat de Taliban betreft mogen de Amerikanen die eeuwigheid best blijven. Taliban-commandanten hebben altijd gezegd dat ‘de Amerikanen de horloges hebben en wij de tijd.’

De oorlog is inmiddels politiek irrelevant geworden. Donald Trump noemde Afghanistan niet één keer tijdens zijn verkiezingsdebatten met Hillary Clinton en ook in zijn inhuldigingstoespraak viel het woord ‘Afghanistan’ niet te beluisteren. Zelfs in de hoorzitting die vooraf ging aan de benoeming van James Mattis als Trumps minister van Defensie kwam Afghanistan alleen ter sprake toen Mattis toegaf dat de Taliban best een beetje aan ‘sommige Amerikaanse successen afbreuk had gedaan.’ Irrelevant of niet, de oorlog zal nog jaren doorgaan, juist omdát niemand in Amerika er nog aandacht aan besteedt. Behalve natuurlijk de families van de militairen die niet – of gewond – terugkomen.

Over de auteur(s)

Linda Polman

Linda Polman is schrijfster en onderzoeksjournalist.