De Defensienota 2018 heeft de pakkende titel Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid.[1] Volgens onze minister is de nota realistisch en toekomstgericht en moet ze het startpunt zijn van het versterken van het vertrouwen in Defensie. De vraag rijst al snel of de gevolgen van de in deze nota afgekondigde maatregelen dat vertrouwen in Defensie werkelijk gaan versterken. Wat opvalt, is dat het geen beleidsnota is, maar een document met redelijk concrete plannen, die zowel op de korte termijn als de komende vijftien jaar zullen worden uitgevoerd. Hierdoor zou de nota toekomstperspectief moeten bieden. Het is dan wel sneu dat de media vlak na het verschijnen van de nota slechts aandacht schonken aan het aspect zichtbaarheid: de militairen mogen weer in uniform reizen. Er was geen aandacht voor de werkelijke inhoud! Laten we de belangrijkste punten in de nota eens kort bezien.

De nota is gebaseerd op de hoofdtaken van Defensie en is tot stand gekomen met inbreng van zowel mensen van Defensie als daarbuiten. Daarnaast is ze afgestemd met de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) van Buitenlandse Zaken. Bij dit ministerie is het gebruik van de zwaardmacht slechts één van de middelen om het beleid uit te kunnen voeren. Defensie zal dus zelf moeten aangeven hoe bij te kunnen dragen aan de GBVS. Het gebruik van de kennis uit de eigen organisatie wordt uiteraard toegejuicht, maar een objectieve toets en een wetenschappelijke onderbouwing wordt node gemist.

Onder de kop ‘Wat er speelt’ noemt de nota enkele aspectendie invloed hebben op de wijze waarop de krijgsmacht zou moeten functioneren. Daarbij wordt onderkend dat dit geen stabiele, maar een zeer fluïde omgeving is: een omgeving die snel wijzigt. Vijftien jaar geleden zag de wereld er heel anders uit dan nu en hoe de omgeving er over vijftien jaar uit zal zien, is uiteraard ook ongewis. Zoals altijd is het maar de vraag of zo ver vooruit plannen realistisch is.

Maar regeren is vooruitzien: zonder een goed plan kom je nergens. Vanwege de alom (vooral intern) verguisde bezuinigingen is de krijgsmacht niet of nauwelijks meer in staat om aan alle mogelijke verplichtingen te voldoen. Met prioriteit dient een grote reparatieslag uitgevoerd te worden. De zaken die voor de korte termijn zijn gepland, zullen naar verwachting in grote mate bijdragen aan verder herstel.

Het thema ‘Wat we willen bereiken’ in de nota geldt niet alleen voor de korte termijn. Voor de wat langere termijn is de verwachting dat ‘het plan’ regelmatig moet worden bijgesteld. Op zich is daar niets mis mee. Wel vereist dit de nodige flexibiliteit; een eigenschap die de huidige regelgeving helaas niet in zich bergt. Is er wel een analyse van wat er in de bedrijfsvoering zou moeten worden verbeterd? En zijn we echt in staat deze dan aan te passen aan de nieuwe tijd? De nota besteedt daar wel aandacht aan, maar de geringe resultaten van eerdere gevechten tegen de bureaucratie baren grote zorgen.

De groei van het defensiebudget met tien tot bijna veertien procent lijkt heel wat, maar voor zowel zorg als sociale zekerheid wordt zo’n acht keer meer uitgegeven. Dit plaatst de groei in perspectief: voor onze veiligheid hebben we ook in de huidige tijd van oplopende spanningen betrekkelijk weinig geld over. Om toch voldoende slagkracht te kunnen genereren, wordt onder meer gestreefd naar meer en vooral betere samenwerking, met zowel andere departementen als partners binnen de NAVO en de EU, maar ook met het bedrijfsleven en de industrie.

Samenwerking met partners is al jaren het panacee om tekort aan capaciteit, meestal als gevolg van bezuinigingen, te kunnen compenseren. En hoewel er al enkele goede voorbeelden van werkende samenwerking zijn, blijft het een spel van geven en nemen. Als wij iets van partners verwachten, mogen zij iets van ons verwachten. Dat betekent dat je als land ook iets te bieden moet hebben en dat jouw systemen mogelijk op plaatsen en in situaties ingezet zullen worden waar en wanneer het jou niet uitkomt. Niets voor niets komt de samenwerking, die al decennia wordt geëntameerd, slechts langzaam van de grond. Anders gezegd, wie op zijn partners wil kunnen bouwen, dient zelf een betrouwbare partner te zijn, die wat te bieden heeft.

Het zijn van een betrouwbare partner geldt zowel intern als extern Defensie. Een belangrijk aspect in de huidige, snel veranderende veiligheidsomgeving is hoe we in kunnen schatten wat de technische mogelijkheden zijn om aan evoluerende dreigingen het hoofd te kunnen bieden. Samenwerking en kennisuitwisseling met kennisinstituten en bedrijfsleven is noodzakelijk. Maar de huidige interpretatie van de regelgeving staat, zeker in een vroeg stadium, informatie-uitwisseling met het bedrijfsleven slechts toe aan een select groepje. Bovendien behoort de toekomstige gebruiker van de systemen, de operator, helaas niet tot deze groep! Om de organisatie snel en flexibel te kunnen aanpassen aan de continu veranderende situatie moet de organisatie niet in een kramp schieten bij kennisuitwisseling tussen gebruiker en bedrijfsleven. Wel moet transparant zijn wat er gebeurt en ook worden geborgd dat alle marktpartijen die mogelijk iets te bieden hebben gelijke kansen krijgen.

Intern is er uiteraard veel aandacht nodig voor de mensen in de organisatie. Het gaat om vertrouwen in Defensie als werkgever; als betrouwbare partner waarop je kunt bouwen. De nota gaat uitgebreid in op goed werkgeverschap: ontevredenheid aanpakken, flexibeler personeelssysteem, meer maatwerk, meer kansen, meer veiligheid, et cetera. Dit is niet alleen nodig om mensen te kunnen behouden, maar zeker ook om ze te kunnen krijgen. Helaas is er nog geen enkele zekerheid of de genoemde personele maatregelen zoveel effect hebben dat minder mensen Defensie verlaten en, net zo belangrijk, dat meer mensen voor Defensie als werkgever zullen kiezen. Daarbij komt dat het uitvoeren van het gros aan maatregelen die in de nota zijn afgekondigd veel (staf)capaciteit zal vergen. De nota geeft weliswaar aan dat er personeel bij zal komen, maar het aantal blijft volkomen duister, laat staan hoe we specialisten op niveau binnen krijgen.

Het ziet ernaar uit dat op de korte termijn de huidige bezetting verantwoordelijk wordt voor de invoering van de maatregelen. Dat komt dan boven op het werk dat ze al hebben. En aangezien de sterkte is gebaseerd op de huidige taken zullen flexibilisering van de regelgeving, personele maatregelen en aanschaf van meer middelen een behoorlijke extra beslaglegging op het huidige personeelsbestand betekenen. De langlopende bezuinigingen hebben niet alleen ál het vet van de botten gehaald, ze zijn ook diep het bot ingegaan.

Of de organisatie deze extra werklast aan zal kunnen, hangt weer af van de bekende – maar inmiddels ook verguisde – can do-mentaliteit. En daar hebben we nu dan opeens weer wel alle vertrouwen in….

 

[1] Defensienota 2018. Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid (Den Haag, ministerie van Defensie, 2018). Zie: https://www.defensie.nl/downloads/beleidsnota-s/2018/03/26/defensienota-2018

Over de auteur(s)