Je hoort het ook onder militairen hoe langer hoe vaker: ‘collega’. Jasses! Een collega is – volgens het woordenboek – iemand die bij dezelfde baas werkt. Militairen werken niet bij een baas. Militairen maken deel uit van de krijgsmacht en zij doen dat in de eerste plaats omdat ze daarin voldoening vinden. Een belangrijke grond voor die voldoening ligt in het feit dat ze dat samen doen!

Samenwerking is een wezenlijk deel van de militaire professie. Die samenwerking krijgt gestalte in voor- en tegenspoed. Met name de noodzakelijke samenwerking in tegenspoed leidt tot het smeden van een typisch militaire band tussen militairen, te weten: kameraadschap. Kameraadschap omvat een diep gevoelde verbondenheid en onderlinge warmte. Kameraadschap komt voort uit noodzaak, doordat we worden teruggeworpen op ons zelf en de anderen in onze directe nabijheid. We hebben geen keuze! We zien ons zelf en de ander zoals deze is, met goede en minder goede eigenschappen.

In dergelijke situaties ervaar je het belang van onderling steun krijgen en geven. Je komt tot de ontdekking wat het betekent als je iemand blindelings kunt vertrouwen en je ervaart de voldoening van het blindelings vertrouwen van anderen. Maar kameraadschap is ook gebaseerd op het effect van sociale druk. De druk die voortkomt uit het behoud van zelfrespect en het ervaren van het  respect van anderen is een belangrijk element in het verschaffen van onderlinge hulp en bijstand; de bouwstenen voor het scheppen van kameraadschap. Kameraadschap ontstaat dus uit noodzaak, wordt gesmeed onder druk van de omstandigheden en is voor een belangrijk deel gebaseerd op sociale druk. De onderlinge band die in dat proces ontstaat is heel stevig, ijzersterk, om niet te zeggen: ‘eeuwig’.

Vriendschap is niet hetzelfde als kameraadschap. Vriendschap ontstaat zonder noodzaak. Het staat iemand vrij om een ander aardig te vinden en daarmee een band te ontwikkelen. Omdat het leuk is om samen gezellige dingen te doen. Omdat het handig is om wat voor elkaar te kunnen betekenen, je denkt er beter van te worden door met iemand vriendschap te sluiten. Omdat je bewondering voor iemand voelt, of omdat je het leuk vindt dat iemand anders jou bewondert. Soms gaat vriendschap verder en is ze gebaseerd op een gevoel van onderlinge verbondenheid. Maar vriendschap kan overigens alleen maar ontstaan als die ander daar ook wat voor voelt. Je kunt niet een vriend van iemand zijn als diegene ook niet jou als zijn vriend beschouwt. Vriendschap is dus vrijwillig en vereist wederkerigheid. Vriendschappen zijn dan ook vaak tijdelijk: vriendschappen komen op en kunnen weer verwateren. Kortom, er is een wezenlijk verschil tussen vriendschap en kameraadschap.

Het effect van kameraadschap gaat bovendien verder dan de band tussen individuele kameraden. Kameraadschap doet hechte groepsverbanden ontstaan, waarbinnen onderlinge hulp vanzelfsprekend is. Door deze kameraadschap neemt ook de effectiviteit van die groepen toe. Het is dan ook in het belang van de organisatie dat er kameraadschap ontstaat, omdat daarmee de effectiviteit van de organisatie wordt verhoogd. Veel van de opleiding, oefening en training is dan ook gericht op het aankweken van kameraadschap. We oefenen daarom bij voorkeur in regen en wind, met weinig slaap en nog minder eten en veelal onder tijdsdruk. Onder dit soort omstandigheden wordt de meerwaarde van hechte samenwerking tastbaar. Ervaring onder reële operationele omstandigheden bevestigen het belang van kameraadschap. Kameraadschap genereert een gevoel van saamhorigheid, geborgenheid en veiligheid: ‘you never walk alone!’

Kameraadschap, onderling vertrouwen, manifesteert zich ook in onderlinge vorming. Groepsleden spreken elkaar aan op individuele tekortkomingen en prestaties die van invloed kunnen zijn op de cohesie van de groep. Kleine foutjes worden door de groep opgevangen, maar het belang van de ‘band of brothers’ mag niet worden geschaad door serieuze individuele ‘uitglijers’; dan wordt er ingegrepen. In die zin vormt kameraadschap een echte force multiplier. Maar kameraadschap kan natuurlijk ook een donkere kant ontwikkelen. Het belang van de groep wordt dan gelijk gesteld aan het behoud van goede onderlinge verhoudingen. Fouten en misstappen blijven onbesproken, onderlinge kritiek wordt onmogelijk. De eigen groep wordt verheerlijkt en de groep zet zich af tegen de wijdere omgeving. Wat de groep doet of nalaat is wel gedaan! Ontsporing ligt dan op de loer. We kennen talrijke voorbeeld van dit soort ontsporingen: in My Lai, in Haditha, maar ook in Rawagede. Sommige van die ontsporingen halen de (internationale) pers vanwege schendingen van het oorlogsrecht. Maar ook in vredestijd komen ontsporingen voor die onder groepsdruk worden toegedekt! Kameraadschap krijgt dan misdadige trekjes.

Het is dus van belang kameraadschap niet alleen te stimuleren, maar ook periodiek te evalueren. Wat doen we goed, en wat gaat minder. Waaraan liggen eventuele tekortkomingen en wat kunnen we doen om tekortkomingen te vermijden. Dit vergt leiderschap. Het vergt het vermogen de vinger aan de pols te houden en ontwikkelingen tijdig te doorzien. Zo nodig,  kan dan ook tijdig worden ingegrepen. Dat ingrijpen vindt bij voorkeur op indirecte wijze plaats. Het gaat erom het ‘zelfreinigend vermogen’ van een groep aan te boren. Als dat niet het gewenste resultaat oplevert kan direct ingrijpen noodzakelijk zijn. Dat wil zeggen, de groep ter verantwoording roepen en hen schetsen waar de groep de fout dreigt in te gaan en dat verandering noodzakelijk is. Zo mogelijk moet het verdere initiatief weer worden teruggelegd bij de groep, zo nodig moet worden doorgepakt. In het ergste geval kan een groep worden ontbonden en worden individuele leden verdeeld over andere groepen. Waar het om gaat, is dat een goede en stevige kameraadschap baat heeft bij een kritische beschouwing.

Echte kameraadschap betreft de bereidheid tot morele en praktische ondersteuning van militairen met wie ontberingen worden gedeeld. Een dergelijke bereidheid houdt het midden tussen enerzijds egoïsme en geen rekening willen houden met anderen, en anderzijds het kritiekloos volgen van groepsgedrag. Een dergelijke vorm van kameraadschap schept banden voor het leven. Deze banden zijn gebaseerd op wederzijds vertrouwen en scheppen een gevoel van geborgenheid. Kameraadschap draagt bij aan de effectiviteit van het handelen, van zowel de individuele militair als de groep als geheel. Het is dan ook niet voor niets dat kameraadschap de icoon van de militaire deugden is. Als echte militairen moeten we allemaal kameraden zijn en geen collega’s!

Over de auteur(s)

Brigade-generaal b.d. dr. P.H. de Vries

Peer de Vries is gepromoveerd op een proefschrift waarin hij een model ontwikkelt voor karaktervorming binnen de krijgsmacht.