Na vijf jaar is onze grootschalige inzet bij de VN-missie MINUSMA in Mali voorbij. Op een enkele stafofficier na zijn er geen Nederlandse blauwhelmen meer in het Sahelland te vinden. Een pelotonscommandant van de laatste eenheid vertelt dat coalitiepartners interesse hebben in ‘onze’ manier van werken: ‘We gaan met een open houding gesprekken met de bevolking aan, vandaar ook de open voertuigen. Zo win je sneller vertrouwen dan wanneer je rijdt in gepantserde wagens en elkaar niet kan aankijken.’[1] De betreffende commandant spreekt over de Dutch Approach, een uitspraak die luitenant-generaal Leo Beulen (C-LAS) op zijn Facebookpagina onderschrijft. Ook in het licht van het optreden in Zuid-Afghanistan wordt deze term regelmatig gebruikt. Tijdens een debatavond begin dit jaar van het Humanity House over militair ingrijpen sprak een landmachtofficier b.d. binnen één minuut over de specifieke Nederlandse aanpak in Uruzgan: de Dutch Approach. Bij een eerder afstudeeronderzoek door mij over de VN-vredesmissie UNIFIL gaven meerdere geïnterviewde veteranen de Dutch Approach als verklaring voor het voorkomen van conflicten met de lokale bevolking, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld hun Franse collega’s. Kortom: de Dutch Approach is hot.

Bij het horen van de term Dutch Approach krijg ik – als een soort pavlovreactie – koude rillingen. De Dutch Approach, onze unieke, (in beginsel) niet-agressieve, cultureel-sensitieve aanpak waarbij tijdens patrouilles te voet of in open voertuigen dicht bij de bevolking zou worden opgetreden, zonder het dragen van helmen of spiegelende zonnebrillen, met een lage schietbereidheid[2] en met de nadruk op het winnen van de hearts and minds[3] van de lokale bevolking, berust op een mythe, toch? Tijdens de masteropleiding Militaire Geschiedenis werd de Dutch Approach al tijdens de eerste cursus beschreven als een clichématig zelfbeeld waar wij alleen zelf in geloven. Als de situatie hier om vraagt, voeren we net zo’n oorlog als elk ander land. Dit strookt met onze nationale militaire cultuur. Wij, als non-militaire natie,[4] treden immers fundamenteel anders op dan bijvoorbeeld onze Amerikaanse collega’s, nietwaar?

In de wetenschappelijke literatuur wordt wisselend over de Dutch Approach geoordeeld. Thijs Brocades Zaalberg en Arthur ten Cate beschrijven dat zij de zogenaamde unieke, Nederlandse manier van optreden niet hebben aangetroffen tijdens SFIR in Irak. Naar aanleiding van hun onderzoek over het optreden in de Iraakse provincie Al Muthanna stellen ze bijvoorbeeld dat we enkel zo optreden als de situatie het toelaat.[5] Na de hinderlaag met dodelijke afloop in al-Rumaythah (augustus 2004) werd hier vanwege de dreiging niet meer gepatrouilleerd, en al zeker niet te voet zonder helm en scherfvest.[6] In een Kamerstuk uit 2003 staat dat in Irak gekozen was voor pro-actief optreden, waarbij de nadruk lag op het vergaren van inlichtingen, maar zonder de nadruk te leggen op militaire aanwezigheid.[7] Als er al sprake was van een typisch Nederlandse aanpak, dan was dit zeker geen vooropgestelde tactiek. In Irak volgde 1 NLBG namelijk de Britse lijn om nadrukkelijk presentie te tonen, wat de lokale bevolking aanmoedigde.[8] Overigens merkten verkenners van 1 NLBG al in mei 2003 op dat de Britten tijdens patrouilles de wapens op de rug droegen en de helm hadden verruild voor de baret.[9] Tot zover dus de uniciteit van onze manier van optreden. Brocades Zaalberg is daarnaast van mening dat de Dutch Approach niets meer dan een gefabriceerde term is die als politiek middel is ingezet om de deelname aan controversiële missies te verantwoorden.[10] Een mythisch politiek instrument dus.

Voorstanders van de Dutch Approach zijn bijvoorbeeld Joseph Soeters en René Moelker. Volgens Soeters reflecteert de Dutch Approach het poldermodel dat de Nederlandse samenleving en krijgsmacht domineert.[11] Moelker is van mening dat het in het geval van ISAF in Zuid-Afghanistan wel degelijk plausibel kan worden gemaakt dat Nederlandse militairen anders, softer, optraden dan hun coalitiepartners.[12]

Hoe zat het dan met een eventuele Dutch Approach in Mali, zoals genoemd aan het begin van deze column? In december 2016 werd begonnen met langeafstandsverkenningen die –net als tijdens SFIR – als doel hadden inlichtingen en informatie te vergaren, maar hier hadden we niet zoals in Irak gebiedsverantwoordelijkheid. In het betreffende Kamerstuk over MINUSMA staat dat langeafstandsverkenningen uitgevoerd werden, inlichtingen vergaard en (juist wel!) contact werd gelegd met de lokale bevolking.[13] Is het zogeheten soft touch-optreden, dicht bij de bevolking, inmiddels geïntegreerd in de Nederlandse tactiek na lessons learned uit bijvoorbeeld Irak? Tijdens de laatste patrouilles in Mali gingen immers Belgen en Duitsers mee om te zien hoe wij, als Nederlanders, te werk gingen.[14] Verschilde ons optreden dan zo van dan dat van onze coalitiepartners dat zij mee op snuffelstage gingen? Een snelle zoekslag in openbare bronnen laat zien dat onze zuiderburen eveneens meerdaagse verkenningen uitvoeren.[15] Dit doen zij, als we de foto’s bij het meest recente artikel over de inzet (maart 2019) mogen geloven, onder pantser.[16] Het beeld dat de Duitse Bundeswehr laat zien wijkt hier niet van af.[17] Was ons toegankelijke optreden dicht bij de bevolking in Mali dan toch uniek en typisch Nederlands?

De vragen die ik de lezer wil stellen zijn: moet de Dutch Approach iets zijn dat wij uitgevonden hebben, of kan het ook een onderdeel c.q. kenmerk van onze manier van optreden zijn geworden? Kunnen we zeggen dat de Dutch Approach anno 2019 onderdeel uitmaakt van onze tactiek, mits de omstandigheden dit toelaten? Het dreigingsniveau was immers laag tijdens MINUSMA.[18] Waar Brocades Zaalberg en Ten Cate voor SFIR nog stelden dat de aanpak ‘op zich niet origineel was en er van een bewuste, gestuurde Dutch Approach geen sprake was’,[19] zou dit naar mijn mening voor MINUSMA wel gezegd kunnen worden. Coalitiepartners wilden immers zien hoe wij te werk gingen. Hoewel Ondanks dat bescheidenheid eveneens bij onze nationale militaire cultuur hoort, mogen we op onze aanpak best een beetje trots zijn.

 

[1] Zie: https://www.defensie.nl/actueel/nieuws/2019/04/29/afscheid-van-mali.

[2] T. Brocades Zaalberg en A. Ten Cate, ‘A gentle occupation: unravelling the Dutch approach in Iraq, 2003-2005’, in Small Wars & Insurgencies, 23:1, 117, 120.

[3] T. Brocades Zaalberg en A. Ten Cate, Missie in Al Muthanna: de Nederlandse krijgsmacht in Irak, 2003-2005 (Amsterdam, Uitgeverij Boom, 2010) 297.

[4] W. Klinkert, ‘Van Waterloo tot Uruzgan: De militaire identiteit van Nederland’, in: Militaire Spectator 177 (2008) (7/8) 436; L. Sion, ‘Too Sweet and Innocent for War? Dutch Peacekeepers and the Use of Violence’, in: Armed Forces & Society, Vol. 32 (3) (2006) 456.

[5] Brocades Zaalberg en Ten Cate, ‘A gentle occupation’, 134; T. Brocades Zaalberg, ‘The Use and Abuse of the ‘Dutch Approach’ to Counter-Insurgency’, in: Journal of Strategic Studies, 36:6, 879-880.

[6] Brocades Zaalberg en Ten Cate, ‘A gentle occupation’, 132-133.

[7] Kamerstuk 23432 nr. 116.

[8] Brocades Zaalberg en Ten Cate, Missie in Al Muthanna, 320.

[9] Ibidem, 303.

[10] Brocades Zaalberg, ‘The Use and Abuse of the ‘Dutch Approach’ to Counter-Insurgency’, 869.

[11] J. Soeters, T. Bijlsma en J. van den Heuvel, ‘Trust thy Ally: Multinational Military Cooporation in Uruzgan’ in: R. Beeres et al, Mission Uruzgan. Collaborating in Multiple Coalitions for Afghanistan (Amsterdam, Amsterdam University Press, 2012) 173.

[12] R. Moelker, ‘The Genesis of the “Dutch Approach” to Asymmetric Conflicts: Operations in Uruzgan and the “Softly, Softly” Manner of Approaching the Taleban’, in Armed Forces & Society, Vol. 40 (I) (2014) 98 en 110.

[13] Kamerstuk 29 521 W.

[14] https://www.defensie.nl/actueel/nieuws/2019/04/29/afscheid-van-mali.

[15] https://www.mil.be/nl/operatie-mali (geraadpleegd op 20190510).

[16] https://www.mil.be/nl/artikel/schoolbezoeken-voertuigpannes-en-slapen-onder-de-sterren.

[17] Zie bijvoorbeeld https://www.daserste.de/information/politik-weltgeschehen/weltspiegel/reportage/sendung/operation-mali-138.html.

[18] https://www.defensie.nl/actueel/nieuws/2019/04/29/afscheid-van-mali.

[19] Brocades Zaalberg en Ten Cate, Missie in Al Muthanna, 323.

Over de auteur(s)

L.J. Leeuwenburg-de Jong MA

Kapitein (r) Lysanne Leeuwenburg-de Jong is stafofficier Militaire Geschiedenis bij het NIMH en RSD bij 1CMI Co.