De komende weken zullen de woorden Srebrenica, Dutchbat en genocide weer veelvuldig klinken. Op 11 juli is het immers 25 jaar geleden dat de met een gebrekkig mandaat opgezadelde 400 Nederlandse blauwhelmen van Dutchbat III in de enclave Srebrenica werden overlopen door het in personeel en materieel opzicht veruit superieure leger van de Republika Srpska. Ik maak me geen zorgen dát die woorden veelvuldig gehoord zullen worden, integendeel. De val van de enclave en aansluitend de moord op circa 8000 moslimmannen is namelijk één van de meest schokkende en ingrijpende gebeurtenissen in de naoorlogse Europese geschiedenis. Daarover zwijgen is vanuit elk perspectief een slechte optie.

Ik maak me wél zorgen over de toonzetting en het onderlinge verband waarin ook de komende tijd die woorden gebruikt kunnen worden – en daarop ben ik, gelet op de ontwikkelingen sinds 1995, niet bij voorbaat gerust. Immers, al op 4 augustus 1995 plaatste HP/De Tijd op haast demagogische wijze en met voorbijgaan aan allerlei historische feiten Srebrenica in een vermeende traditie van Nederlandse militaire mislukkingen en drama’s. ‘Te lief voor oorlog’, zo heette het. Die berichtgeving was het begin van een proces waarin sommige journalisten, politici, wetenschappers en andere opinieleiders de verantwoordelijkheid voor de afschuwelijke consequenties van het falende Bosniëbeleid van de VN op de schouders van de Nederlandse Srebrenicagan­gers legden. NRC-columnist Bas Heijne omschreef dat proces in 2002 terecht als ‘...die typisch Nederlandse vorm van zelfkastijding: roepen dat we heel erg schuldig zijn, en tegelijk zorgen dat de zweep altijd net op de rug van de ander terechtkomt.’[1] In dit geval waren dat dus vooral de ruggen van de Dutchbatters.

De impact van Srebrenica op de Nederlandse samenleving bleek groot. Uiteindelijk resulteerde de Nederlandse betrokkenheid bij het drama in een langjarig onderzoek door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (1996-2002),[2] de val van het tweede kabinet-Kok (16 april 2002) en een parlementaire enquête (juni 2002-januari 2003). In zowel het onderzoek als de enquête werd uiteindelijk de rank and file van Dutchbat goeddeels van blaam gezuiverd en werd de verantwoordelijkheid voor de Nederlandse rol bij de gebeurtenissen in Srebrenica primair gelegd bij de politieke en militaire top van Nederland.

Daarnaast laat het NIOD-onderzoek zien dat de val van de enclave vooral moet worden gezien als­ het failliet van de tot dat moment door de VN gevoerde Bosnië-politiek. Heel kernachtig werd die politiek door VN-gezant Yasushi Akashi in NRC Handelsblad in 2002 getypeerd als ‘doormodderen.[3] De effectivi­teit van het optre­den van Dutchbat bij de bescher­ming van de enclave weerspiegel­de dat failliet – om niet te zeggen: het was daarvan een logisch gevolg. Onder meer het NIOD-onderzoek laat daarnaast zien dat een flinke meerderheid van de Nederlandse bevolking zich  – in de vorm van (veel) waardering – solidair verklaarde met de Srebrenicagangers, en daarmee dient zich dus de conclusie aan dat de samenleving in ieder geval goed beseft dat kwaadheid over in dit geval (inter)nationaal politiek falen los hoort te staan van de waardering voor de inzet en offers van de militairen die er ongewild het symbool van werden.

De beeldvorming over en de zingeving van een ingrijpende gebeurtenis zullen nooit eenduidig zijn. Gelukkig is de meerderheid van de Nederlandse bevolking daarin wél eenduidig en consistent, zo blijkt uit veelvuldig opinie-onderzoek dat Blauw Research en ikzelf hebben uitgevoerd.[4] Die bevolking heeft immers vanaf het eerste moment begrip getoond voor de beperkte mogelijkheden van het bataljon. Die bevolking is daarnaast vanaf dag één solidair geweest met de eigen militairen, en is dat na 25 jaar nog steeds.

Meestal is het goed dat ‘de stem des volks’ niet één op één doorklinkt in de meningen van wetenschappers, journalisten en ook politici. Er zijn echter ook momenten dat me dat bijzonder spijt. Bijvoorbeeld op al die momenten in de afgelopen 25 jaar dat zulke ‘deskundigen’ weer eens aantoonbare onzin over Srebrenica verkondigden.

 

[1] Bas Heijne, ‘De handen in schuld gewassen’, in: NRC Handelsblad, 13 april 2002. 

[2] Srebrenica: een ‘veilig’ gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area (Amsterdam, Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, 2002).

[3] J. van der Vaart, ‘De waakhond liet verstek gaan’, in: NRC Handelsblad, 26 april 2002.

[4] Zie: Publieke opinie over veteranen. Factsheet (Doorn, Veteraneninstituut, 2014).

Over de auteur(s)

Drs. J.R. Schoeman

De auteur was als communicatiewetenschapper in dienst van onder meer de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht en het Veteraneninstituut. Sinds 2013 is hij zelfstandig onderzoeker en publicist.