Over de werkwijze van de Luchtmacht Inlichtingendienst (LUID) in de Koude Oorlog is nog maar weinig bekend. Zou het hebben uitgemaakt als de jarenlange, intensieve inspanningen van de luchtmacht op dit terrein achterwege waren gebleven? In hoeverre voorzag de LUID gedurende de periode 1986-1987 in de behoefte van de Koninklijke Luchtmacht (KLu)?[1] De auteurs hebben deze vragen onderzocht door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse van periodieke inlichtingensamenvattingen (ISAM’s) van de LUID. Daaruit blijkt dat bijna alle onderwerpen uit de inlichtingenbehoefte van de KLu werden behandeld. De nadruk lag daarbij vanzelfsprekend op luchtmacht-specifieke onderwerpen, maar de dienst had ook oog voor wat er elders in de wereld gebeurde.

Tweede luitenant R.A. van Bavel en drs. D.G. Pronk*

Van 3 tot 11 oktober 1988 stond de Friese vliegbasis Leeuwarden in het teken van de zogenoemde Threat Week, een internationaal symposium van jachtvliegers, wapeninstructeurs, inlichtingenmensen, wetenschappers en vertegenwoordigers van de industrie. Een markante gast daarbij was Viktor Belenko.[2] In september 1976 verraste deze Rus de wereld door met een MiG-25 Foxbat vanuit Siberië te landen in Japan. Hij was het leven als jachtvlieger in de Sovjet-Unie beu.

Een geschenk uit de hemel

Van alle vliegtuigdeserteurs in de Koude Oorlog is Belenko ongetwijfeld de bekendste. Dat had overigens meer te maken met de bijzondere gevechtsmachine die hij meebracht dan met zijn persoon.[3] De MiG-25 was het voor die tijd modernste en snelste jachtvliegtuig uit de inventaris van de Sovjet-Unie en was letterlijk een geschenk uit de hemel voor de westerse luchtmachten en inlichtingendiensten. Binnen 48 uur was zijn Amerikaanse asielstatus geregeld en zat deze Russische jachtvlieger in het vliegtuig naar Washington.[4]

Maar: voor wat, hoort wat en Belenko onderging uitvoerige debriefingsessies met de Amerikaanse inlichtingengemeenschap, in het bijzonder de CIA en de inlichtingendienst van de Amerikaanse luchtmacht. De Russische jachtvlieger werd maandenlang uitgemolken over de situatie in de Sovjet-Unie en over zijn militaire loopbaan. Slechts nu en dan lekte er via de pers iets uit.

Van Bavel en Pronk

De MiG-25 was technisch gezien minder hoogwaardig dan deskundigen in het Westen lange tijd geloofden. Foto Library of Congress

Goudmijn

Belenko bleek een goudmijn voor de Amerikanen op het gebied van technische, tactische en operationele informatie van de luchtmacht uit de Sovjet-Unie.[5] Tijdens het technische onderzoek van deskundigen van de Amerikaanse Foreign Technology Division (FTD) in Japan kwamen ondertussen de geheimen van de MiG-25 stukje bij beetje tevoorschijn. Dit leidde tot de ontmaskering van een voormalig supervliegtuig.[6] De MiG-25 was weliswaar onbetwist een in alle opzichten indrukwekkend vliegtuig, maar zeker niet het geavanceerde wonder van techniek waarvoor het eerder in het Westen was aangezien.

Tijdens de Threat Week in 1988 gaf Belenko uitgebreide briefings over zijn vliegtuig, de persoon van de Russische jachtvlieger en over de manier waarop de Sovjetluchtmacht werkte. Behalve op Leeuwarden sprak de Rus, gestoken in jeans, gympen en houthakkershemd, ook op de vliegbasis Volkel en op het AAFCE-hoofdkwartier in de Bondsrepubliek Duitsland.

Speculaties in de pers

De Nederlandse luchtmachtofficieren, die tijdens deze Threat Week ook geheime briefings kregen van de eigen militaire inlichtingendienst, hoorden in het verhaal van Belenko echter niet veel nieuws. De Luchtmacht Inlichtingendienst, die per 1 februari van dat jaar was opgeheven, had bijvoorbeeld al in 1976 een aantekening opgesteld over de MiG-25. Deze aantekening was voor een deel gebaseerd op geheime Amerikaanse bevindingen van een in Japan uitgevoerd technische onderzoek.[7] En naar aanleiding van de speculaties in de pers over de bevindingen uit Japan bood minister van Defensie Stemerdink in januari 1977 aan het Nederlandse parlement een beschouwing aan die de Luchtmachtstaf had samengesteld. Deze beschouwing ging over het belang van de MiG-25 in het kader van de Oost-West krachtsverhouding in de lucht.[8] Het feit dat de Russische deserteur Belenko en zijn vliegtuig de bron waren van deze informatie werd bevestigd door de toenmalige bevelhebber van de KLu, luitenant-generaal Geschiere. De luchtmacht was namelijk kort daarvoor gebriefd door een Amerikaanse luchtmachtattaché in Den Haag over de ondervraging van Belenko en over de resultaten van het technische onderzoek dat de Amerikanen hadden uitgevoerd.[9]

Viktor Belenko

Viktor Belenko (rechts) geeft een presentatie op de vliegbasis Volkel in 1988 in het kader van de Threat Week. Foto Fotodienst Vliegbasis Volkel/KLu

De ‘ontbrekende dimensie’

In Amerika, West-Europa en andere delen van de wereld kon men tijdens de Koude Oorlog in gespecialiseerde luchtvaarttijdschriften uitgebreide bijzonderheden en fraaie foto’s tegenkomen van de nieuwste vliegtuigen en wapensystemen. Bovendien legden de betreffende regeringen verantwoording af over hun defensie-uitgaven en verschaften ze uitvoerige informatie over de samenstelling van de krijgsmacht en de plaatsingen van mensen en materieel. In de landen van het Oostblok was echter het onbetekenendste militaire gegeven vaak al een staatsgeheim. En omdat ook de pers in deze landen aan censuur onderhevig was en alleen publiceerde wat de autoriteiten welgevallig was, was het beschrijven en beoordelen van de militaire macht van het Warschaupact een klus die veel geduld vergde. De westerse inlichtingendiensten moesten daarbij duizenden stukjes informatie in elkaar passen. Alleen dankzij een voortdurende studie van de militaire en industriële ontwikkelingen achter het IJzeren Gordijn, door oefeningen van het Warschaupact en het Russische optreden buiten de landsgrenzen te observeren, door ooggetuigenverslagen van overlopers nauwkeurig te analyseren, evenals buitgemaakte uitrusting, was het voor de diensten mogelijk een betrouwbaar beeld te verkrijgen van de luchtstrijdkrachten van het Oostblok.[10]

Over de geschiedenis, taken en werkwijze van de LUID, die in verband met de ontwikkeling van de Nederlandse luchtstrijdkrachten tot een zelfstandig krijgsmachtdeel op 25 augustus 1951 bij vertrouwelijk Koninklijk Besluit werd opgericht, is nog maar weinig bekend.[11] Volgens de theorie in die tijd waren de diensten de zogeheten ‘verzamelorganen’ van de gegevens die de stafsecties van de krijgsmachtdelen tot inlichtingenrapportages hadden verwerkt.

Twee ‘verzamelorganen’

Naast de LUID bestond bij de Luchtmachtstaf daarom de Sectie Inlichtingen (L2), die met ingang van 1976 de Afdeling Inlichtingen en Veiligheid (AIV) werd genoemd.[12] Deze afdeling bestond uit vier bureaus en verwerkte de door de LUID vergaarde informatie tot inlichtingenrapporten voor beleidsmakers en commandanten. Het hoofd LUID was tevens hoofd van deze afdeling.[13]

Beide organen vielen in de praktijk grotendeels samen, voornamelijk de bureaus voor Inlichtingen en Veiligheid. Het was echter aan het hoofd LUID om te bepalen welke bureaus werden ingezet voor welke werkzaamheden. Populair gezegd: de man achter het bureau kon twee petten dragen.

De LUID gaf tevens leiding aan de inlichtingenofficieren en –onderofficieren op de diverse vliegbases van de KLu, die belast waren met de briefing en debriefing van vliegers, contraspionage en beveiliging. Met ingang van 1 februari 1988 veranderde de naam van de LUID in de Militaire Inlichtingen Dienst/Koninklijke Luchtmacht (MID/KLu) en ging de dienst vallen onder de centrale organisatie.[14]

Het onderzoek

Alleen al om wat meer licht te laten schijnen op de werkwijze van deze weinig bekende dienst, is een geschiedschrijving over de LUID in de Koude Oorlog gerechtvaardigd. Daarbij dringt zich de vraag op wat het inlichtingenwerk van de LUID uiteindelijk heeft opgeleverd. Was het tijd en geld kostende inlichtingenwerk voor de luchtmacht nu echt nodig? Met welke mate van succes en professionaliteit voerde de LUID het inlichtingenwerk uit? En over welke informatie kon de luchtmacht beschikken dankzij het inlichtingenwerk van de LUID? Uit deze veelheid van vragen bleef er ten slotte één over die leidend is geweest voor ons onderzoek: wat was de relevantie van de inlichtingenrapportages van de LUID voor de KLu, mede in het licht van de opheffing van de LUID per 1 februari 1988? Wij hebben deze vraag op de volgende wijze geoperationaliseerd: in welke mate en op welke wijze voorzag de LUID in de jaren 1986-1987 in de inlichtingenbehoefte van de KLu?

Van Bavel en Pronk

Een belangrijk doel van het verzamelen van inlichtingen was het in kaart brengen van mogelijk vijandelijk optreden in Europa. Foto Library of Congress

Bronnen

Wij hebben hiervoor diverse bronnen geraadpleegd. De belangrijkste rapportagevorm van de AIV was de ISAM, een rapport dat een samenvatting gaf van de verzamelde inlichtingen over een bepaalde periode (meestal een maand) en dat moest bijdragen aan een juiste beoordeling van de situatie. Deze periodieke rapportages die de AIV voor beleidsmakers en commandanten opstelde, besteedden vooral aandacht aan de capabilities van de krijgsmachtdelen van de landen van het Warschaupact. Een ISAM was ingedeeld in een aantal hoofdstukken, die op de één of andere manier te maken hadden met de landen van het Oostblok en/of het communisme.

Het eerste hoofdstuk had betrekking op Current Intelligence; actuele gegevens over de luchtstrijdkrachten van het Warschaupact, zoals algemene vliegactiviteit, training en verkenningsvluchten. Ook de grondstrijdkrachten van de potentiële tegenstander werden niet vergeten. Tevens schonk dit hoofdstuk aandacht aan de luchtstrijdkrachten van landen in het Midden-Oosten. De verdere hoofdstukindeling lag minder vast en bevatte nu eens de laatst bekend geworden gegevens over de slagorde van de luchtstrijdkrachten van het Warschaupact in de Centrale Sector, dan weer een speciaal onderwerp als het stoorpotentieel van de luchtstrijdkrachten van het Warschaupact of gedetailleerde gegevens van de MiG-25 Foxbat. Op die manier verstrekte de AIV een voortdurend up-to-date gehouden beoordeling van de dreiging waarmee de geallieerde luchtstrijdkrachten in het algemeen en de Nederlandse luchtmacht in het bijzonder bij een eventueel gewapend conflict te maken zouden krijgen.[15] Uitgangspunt bij ons onderzoek vormde de Methode van Institutioneel Onderzoek (MIO), neergelegd in de brochure ‘Handelend optreden’.[16]

Het product: inlichtingen

Een belangrijk begrip in het institutioneel onderzoek vormt de ‘handeling’. Dit is een complex van activiteiten, gericht op het tot stand brengen van een product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. Uit een handeling vloeit dus een product voort. Het product dat de LUID de luchtmacht leverde in het kader van de doelstelling ‘het inwinnen van gegevens’ waren inlichtingen, die vooral van militair belang waren en die in de vorm van rapportages, zoals de ISAM’s of andere informatiedragers (bijvoorbeeld foto’s), aan de luchtmacht zijn verstrekt. Beleidsmakers en commandanten binnen de KLu hebben uit de verstrekte inlichtingen de relevante informatie geput om hun eigen doelen te bereiken.

De behoefte aan inlichtingen

Goede inlichtingenondersteuning was en is van essentieel belang voor de besluitvorming en de juiste uitvoering van militaire operaties door de KLu. De inlichtingen bieden een zo volledig en actueel mogelijk beeld van de situatie. Op politiek en militair-strategisch niveau zijn de inlichtingen randvoorwaardelijk om gefundeerde besluiten te nemen over inzet. En wanneer er eenmaal sprake is van inzet, zijn inlichtingen ook op operationeel en tactisch niveau van belang. Binnen een operatie hebben inlichtingen namelijk op ieder niveau een belangrijke ondersteunende functie in de besluitvormingsprocessen van de verschillende commandanten en operators.[17]

Verschillende niveaus

In de taakuitvoering van de KLu zijn er meerdere niveaus waarop de doelstellingen en de aanverwante taken en werkzaamheden op een andere manier en op een ander detailniveau worden ingevuld. Als gevolg daarvan verschilt de inlichtingenbehoefte op deze niveaus qua diepgang en detailniveau onderling van elkaar. De behoefte binnen een bepaald niveau is echter, onafhankelijk van de aard van de opgedragen taak, in generieke termen hetzelfde. Inlichtingen over de potentiële tegenstander zijn daarvan een essentieel onderdeel. Het tijdig leveren van deze inlichtingen vormde de hoofdtaak van de AIV.

Definitie

Wij definiëren het begrip ‘inlichtingen’ hier als volgt[18]: Inlichtingen zijn elk product dat wordt verkregen door het verwerken en bewerken van informatie betreffende de capaciteiten en intenties van buitenlandse mogendheden, (mogelijk) vijandelijke troepen of elementen, of gebieden waarin operaties (mogelijk zullen gaan) plaatsvinden.[19]

Voor zijn taakuitvoering heeft ieder niveau binnen de KLu dus inlichtingen nodig. Deze inlichtingen moeten beleidsmakers, commandanten en operators inzicht geven in de capabilities en intentions van de potentiële tegenstander. Gewapend met dat inzicht kan men zich verplaatsen in de tegenstander en een beeld vormen van diens mogelijke acties en reacties. Op basis van dat beeld kan een commandant of operator zijn eigen missies effectief plannen en uitvoeren, waarbij de kans op eigen succes wordt geoptimaliseerd en de kans op schade aan het eigen personeel en materieel wordt geminimaliseerd. De KLu had en heeft dus ter ondersteuning van haar besluitvorming en taakuitvoering inlichtingen nodig. Deze inlichtingenbehoefte vormt de input voor een proces dat vraaggestuurd en continu van aard is, de zogeheten inlichtingencyclus.

Onderwerpen

Gedurende de Koude Oorlog had de KLu een generieke behoefte aan inlichtingen over:

  • capabilities en intentions van de vijandelijke strijdkrachten waartegen mogelijk een toekomstige luchtoperatie zou plaatsvinden;
  • de gebieden waar luchtoperaties mogelijk zouden gaan plaatsvinden;
  • de concrete dreiging tegen de in te zetten wapensystemen;
  • de verwachte vijandelijke wijzen van optreden die van invloed zouden zijn op de in te zetten wapensystemen.

Een meer specifieke weergave van deze inlichtingenbehoefte geeft tabel 1 weer. In een geheime nota die uit 1975 dateert, werd deze generieke inlichtingenbehoefte van de KLu nog wat nader gespecificeerd.[20]

Tabel 1 Specifieke inlichtingenbehoefte

Venster op een vervlogen vijand

Zoals eerder vermeld hebben wij een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd door de ISAM’s van de jaargangen 1986-1987 te spiegelen aan de hiervoor genoemde inlichtingenbehoefte. Door te vergelijken naar welke onderwerpen vraag was en welke onderwerpen er in de betreffende ISAM’s in welke mate werden behandeld, kon de hoofdvraag worden beantwoord. Voor dit onderzoek is de hiervoor genoemde inlichtingenbehoefte gedeeltelijk aangepast en opnieuw gecategoriseerd. Deze onderverdeling is weergegeven in tabel 2.

Tabel 2 Categorieën inlichtingenbehoefte

De dertien onderwerpen van tabel 2 vormen de leidraad voor ons onderzoek. Achter in het laatste nummer van elke jaargang staat een lijst met de onderwerpen die in dat jaar zijn behandeld en achter elk onderwerp staat vermeld in welke ISAM dit ter sprake kwam. Aan de hand daarvan is per ISAM een lijst opgemaakt met de onderwerpen die in die specifieke ISAM’s zijn behandeld. Alle onderwerpen zijn vervolgens gekoppeld aan één van de bovenstaande categorieën en gekwantificeerd.[21] Tot slot hebben we een vergelijking gemaakt tussen de twee jaargangen onderling.

Figuur 1 Kwantitatieve inhoudsanalyse ISAM’s, 1986

Wanneer we kijken naar het jaar 1986 valt een aantal zaken op.[22] Ten eerste is duidelijk te zien dat de nadruk lag op de ‘opleiding, oefening en slagorde WP-landen’ (22 procent). Dit was dan ook een vrij breed onderwerp. Hieronder vielen bijvoorbeeld de introductie van bepaalde platformen bij eenheden, verplaatsingen, vliegtuigleveranties, vliegactiviteiten en conversies. In de tweede plaats zijn er enkele onderwerpen die een ‘gemiddelde interesse’ hebben. Deze vallen in de tabel in de categorie 8-15 procent. Deze onderwerpen waren dus wel belangrijk en werden wel besproken, maar niet opvallend veel. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze onderwerpen behoorlijk specifiek waren. De categorieën waar het hier om gaat, zijn terug te vinden in figuur 1. Tot slot is er de categorie met onderwerpen die relatief weinig werden besproken (0-7 procent). Deze onderwerpen kwamen zo weinig voor dat ze óf niet relevant werden geacht, óf heel specifiek waren. Ook deze categorieën zijn terug te vinden in figuur 1.

Figuur 2 Kwantitatieve inhoudsanalyse ISAM’s,1987

 

Wanneer we naar het jaar 1987 kijken, is te zien dat het onderwerp ‘opleiding, oefening en slagorde WP-landen’ opnieuw veruit het meeste voorkomt: 27 procent.[23] Daarnaast waren er  enkele onderwerpen die met 8-15 procent gemiddeld vaak zijn besproken. Het aantal onderwerpen dat onder de 7 procent zit is groot. Dit zijn wederom vrij specifieke onderwerpen en/of onderwerpen die blijkbaar niet bijzonder relevant waren. Alle categorieën met bijbehorende percentages zijn terug te vinden in figuur 2.

Figuur 3 Vergelijkende analyse van de jaargangen 1986-1987

In de vergelijking zijn de verschillen tussen de jaren 1986-1987 duidelijk te zien. Iets wat direct opvalt is dat het onderwerp ‘opleiding, oefening en slagorde WP landen’ niet verschilt tussen de twee jaren. Wanneer de twee jaren afzonderlijk worden bekeken, is er weliswaar een duidelijk verschil in percentages te zien (namelijk 22 procent in 1986 en 27 procent in 1987), maar gezien de concrete aantallen is er geen verschil (beide 65). Dit kan dus betekenen dat er in 1986 meer onderwerpen werden besproken dan in 1987. Inderdaad blijkt dit het geval wanneer de aantallen per jaar bij elkaar worden opgeteld. In 1986 werden er in totaal 294 onderwerpen besproken en in 1987 was dit aantal 244.

Kwalitatieve analyse

Het kwantitatieve onderzoek laat zien dat de onderwerpen uit de ISAM’s overeen komen met de behoefte van de KLu. Maar een kwantitatief onderzoek alleen zegt weinig over de inhoud van het geleverde werk. Om ons over de kwaliteit van de ISAM’s uit te kunnen laten, is ook een kwalitatieve analyse nodig. Zo kan worden bepaald ‘op welke wijze’ de ISAM’s konden voorzien in de inlichtingenbehoefte.

Vakliteratuur

Dit hebben wij uitgevoerd door belangrijke onderwerpen uit de ISAM’s naast artikelen uit de vakliteratuur van die tijd te leggen. Zo konden we zien of de ISAM’s ook op inhoudelijk gebied iets hebben bijgedragen of dat alle belangrijke informatie, met name dus over Warschaupact-landen, ook gemakkelijk uit open source bronnen kon worden gehaald. De artikelen die we hiervoor hebben gebruikt, zijn afkomstig uit Jane’s Defence Weekly (Jane’s), Militaire Spectator en Military Balance. De artikelen moesten een raakvlak hebben met hetgeen de ISAM’s beschrijven. De behandelde onderwerpen zijn:

  • MiG-29 Fulcrum
  • SA-8 Gecko
  • SA-11 Gadfly
  • SS-20 Saber
  • Mi-24 Hind
  • Su-27 Flanker
  • Afghanistan
  • Gorbatsjovs beleid
  • Sovjetstrijdkrachten

Na de selectie van artikelen hebben we de inhoud vergeleken met de stukken die in de ISAM’s staan. Hierbij hebben we vooral gelet op de relevantie, actualiteit en gedetailleerdheid. Van de negen behandelde onderwerpen waren er vier van een zodanig niveau dat ze een toegevoegde waarde hadden ten opzichte van de artikelen in de vakliteratuur.

De verkenningspod van een F-16 wordt in gereedheid gebracht. Bijna alle onderwerpen uit de inlichtingenbehoefte van de KLu werden in de ISAM’s behandeld. Foto Beelbank NIMH

Bevindingen

Bij drie van de negen was er geen opvallend verschil in niveau. Deze worden dus als gelijkwaardig beschouwd. In slechts twee van de negen gevallen bleek dat de artikelen uit de vakliteratuur beter waren dan wat de ISAM’s beschrijven. De ISAM-artikelen over de SS-20 Saber en de Mi-24 Hind zijn niet goed genoeg bevonden. Deze artikelen hebben we vergeleken met artikelen uit de Jane’s. In beide gevallen was de informatievoorziening vanuit de ISAM’s erg summier. Hier hadden de ISAM’s dus geen toegevoegde waarde ten opzichte van de vakliteratuur. Dit was wel het geval bij de artikelen over de MiG-29 Fulcrum, de SA-11 Gadfly, de Su-27 Flanker en de Sovjetstrijdkrachten. De eerste drie onderwerpen zijn gespiegeld aan artikelen uit Jane’s en het artikel over de Sovjetstrijdkrachten is vergeleken met een artikel uit de Military Balance. Hierbij viel een aantal zaken op. Ten eerste was de informatie uit de ISAM’s duidelijker en werd er met meer stelligheid gesproken. In de tweede plaats werd hetzelfde onderwerp soms op een andere manier behandeld, waardoor het toch een toevoeging was op de bestaande kennis. Tot slot werden enkele onderwerpen, zoals de Su-27 Flanker, zo vaak besproken dat er een beter en completer beeld ontstond van het platform. Vooral de Flanker was in die tijd nog relatief nieuw en onbekend, waardoor het vliegtuig veel aandacht kreeg zodra het werd gespot.

Over de drie onderwerpen die overblijven kunnen we kort zijn; de artikelen over deze onderwerpen hadden geen toegevoegde waarde ten opzichte van de ISAM’s, maar deden hier anderzijds ook zeker niet voor onder. We hebben ze dan ook als ‘gelijkwaardig’ geclassificeerd.

Conclusie

Op basis van bovenstaande analyse kunnen we uitspraken doen over de kwaliteit van de ISAM’s en bepalen op welke wijze de ISAM’s in de inlichtingenbehoefte konden voorzien. We trekken hierbij een algehele conclusie. De kwaliteit van de inlichtingen in de ISAM’s was zodanig dat ze daadwerkelijk iets toevoegden ten opzichte van vakliteratuur. Het grootste deel van de artikelen uit de ISAM’s die zijn onderzocht, had een meerwaarde ten opzichte van de andere artikelen. Slechts twee artikelen uit de ISAM’s waren minderwaardig.

Tot slot

In dit onderzoek hebben we gekeken naar de mate waarin en de wijze waarop de LUID gedurende de periode 1986-1987 voorzag in de inlichtingenbehoefte van de KLu. Hiertoe hebben we achterhaald óf en hoe vaak bepaalde onderwerpen werden behandeld, en of ze een toegevoegde waarde hadden. Bij het kwantitatief onderzoek is bij beide jaargangen duidelijk te zien dat de nadruk lag op de categorie ‘opleiding, oefening en slagorde WP landen’. Gezien de onderwerpen van deze categorie, is goed te zien dat de LUID voornamelijk was geïnteresseerd in de slagorde van de luchtstrijdkrachten van het Warschaupact.

Er is ook nog een grote categorie onderwerpen die weinig werd besproken. Deze onderwerpen waren heel specifiek, óf  werden niet belangrijk genoeg geacht. Bij een vergelijking tussen de twee jaargangen vallen twee dingen op. In de eerste plaats valt op dat er in 1986 in totaal meer onderwerpen werden besproken dan in 1987, namelijk respectievelijk 294 en 244.

Verder werden bepaalde categorieën in beide jaargangen evenveel besproken, terwijl de categorieën ‘geleide wapensystemen en raketten WP- landen’, ‘feitelijkheden en ontwikkelingen overige landen’, ‘ontwikkelingen WP landen’ en ‘ondersteunende elektronische systemen’ in 1986 duidelijk meer werden besproken dan in 1987. Het kwalitatief onderzoek toont aan dat in vier van de negen gevallen de artikelen uit de ISAM’s een toegevoegde waarde hadden, en in drie van de negen gevallen gelijkwaardig waren.

Terugkomend op de hoofdvraag kunnen we stellen dat deze dienst hier in ruime mate in voorzag. Bijna alle onderwerpen uit de inlichtingenbehoefte van de KLu werden in de ISAM’s behandeld. Zoals gezegd lag de nadruk daarbij vanzelfsprekend op luchtmacht-specifieke onderwerpen, zoals slagordewijzigingen bij de luchtstrijdkrachten van de landen van het Warschaupact. Maar men had ook oog voor wat er elders in de wereld gebeurde. Ook bleek dat de ISAM’s op inhoudelijk beter waren dan vergelijkbare artikelen uit de vakliteratuur.

Het inlichtingenwerk van de LUID, hoe spannend en tot de verbeelding sprekend ook, was dus niet méér (maar ook niet minder) dan een instrument om beleidsmakers, commandanten en operators te informeren. Naar het lijkt heeft de LUID dit instrument in de twee laatste jaar van zijn bestaan in ieder geval niet zonder succes weten te hanteren. Wij hopen dat dit artikel een eerste aanzet zal zijn voor verdere studie naar de historische plaats van de LUID in de Nederlandse en de internationale ‘familie’ van geheime diensten.

 

* Robert van Bavel heeft onlangs zijn officiersopleiding op de KMA afgerond. Dit artikel is een bewerking van zijn bachelorscriptie krijgswetenschappen, getiteld: Informatie of Inlichtingen? Institutioneel onderzoek naar de relevantie van de rapportages van de Afdeling Inlichtingen en Veiligheid (AIV) van de Koninklijke Luchtmacht in 1986-1987. Daniel Pronk, voormalig inlichtingenofficier van de Koninklijke Luchtmacht, is als onderzoeker verbonden aan de vakgroep krijgswetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA).

[1] De titel van dit artikel verwijst naar een affiche van de sectie Vlieg- en Bedrijfsveiligheid van de Luchtmachtstaf, dat zich bevindt in de collectie Nederlandse Affiches, Nederlands Archief van Grafisch Ontwerpers, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, nummer NAGO02: IISG-30051001782199.

[2] Zie: ‘Threat Week’, Onze Luchtmacht (6) (1988) 2-5.

[3] D. van der Aart, ‘Ontmaskering van een Foxbat’, MiG’s op de vlucht: vliegtuigdeserteurs in de Koude Oorlog (Amsterdam, Boom, 2009) 211-232.

[4] Zie: ‘De ontsnapping van Viktor Belenko’, Carré (7) (2010) 24-27.

[5] J. Barron, MiG Pilot: The Final Escape of Lt. Belenko (New York, McGraw-Hill, 1980)  142-168.

[6] ‘Foxbat ontmaskerd’, Avia (1) (1977) 8-9 en ‘MiG-25 ont(k)leed’, De Vliegende Hollander (10) (1976), blz. 11.

[7] Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie, Comité Verenigde Chefs van Staven, nummer toegang 2.13.180, inventarisnummer 562, Aantekening betreffende de Mikoyan-Gurevitch MiG-25 (NAVO aanduiding FOXBAT), nummer 279.510.

[8] NL-HaNA, Defensie / CVCS, 2.13.180, inv.nr. 562, De MiG-25 en de invloed daarvan op de Westelijke luchtstrijdkrachten. Nota op 21 januari 1977 aangeboden aan de voorzitter van de Vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nummer 457.343.

[9] Interview met luitenant-generaal M.G. Geschiere op 27 januari 1977 in Den Haag, geciteerd in: Van der Aart, D., ‘Ontmaskering van een Foxbat’, MiG’s op de vlucht: vliegtuigdeserteurs in de Koude Oorlog (Amsterdam, Boom, 2009) 211-232.

[10] M. Herben (red.), De Luchtstrijdkrachten van het Warschaupact en neutraal Europa (Rotterdam, Lekturama, 1982) 121.

[11] Het enige wetenschappelijke werk op dit gebied betreft D. Engelen, De Militaire Inlichtingen Dienst, 1914-2000 (Den Haag, Sdu Uitgevers, 2000), een beknopte geschiedenis van de militaire inlichtingendiensten in Nederland en een bewerking van het PIVOT-rapport nummer 61, De Militaire Inlichtingendiensten, een institutioneel onderzoek naar het handelen van de overheid op het gebied van de militaire inlichtingendiensten, 1945-1999. Met het oog op zijn verantwoording was het de bedoeling van Engelen om het onderwerp, de geschiedenis van de MID, voor een breder lezerspubliek toegankelijk te maken. Het is dan ook geen uitgebreide studie geworden over de afzonderlijke diensten van de drie krijgsmachtdelen.

[12] De taakomschrijving van deze afdeling was het verzamelen van de vereiste gegevens voor de gevechtsvoering, documentatie van de strategische, industriële en technische ontwikkeling van de luchtstrijdkrachten in binnen- en buitenland, beveiliging van de luchtmacht, vliegtuigherkenning, het verwerken en doorgeven van inlichtingen en het beheer van de Luchtmachtbibliotheek.

[13] Dit waren Bureau Inlichtingen (L2A), Bureau Veiligheid (L2B), Bureau Planning, Organisatie en Opleiding (L2C) en Bureau Buitenlandse betrekkingen (L2BB). L2C stelde onder meer het programma vast van de Luchtmacht Inlichtingen School (LIS), die was gevestigd op de vliegbasis Gilze-Rijen. De Nederlandse luchtmachtattachés in het buitenland hadden tevens een inlichtingentaak voor de LUID. Deze werd gecoördineerd door L2BB.

[14] Zie hiervoor het lemma ‘Luchtmacht Inlichtingendienst’ in: Frans Kluiters, De Nederlandse Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Den Haag, Sdu Uitgevers, 1993) 225-228.

[15] De historicus Dick Engelen heeft in het kader van een institutioneel onderzoek naar het handelen van de overheid op het gebied van de militaire inlichtingendiensten de diverse rapportagevormen van de inlichtingencomponenten van de drie militaire diensten tijdens de Koude Oorlog in kaart gebracht en later geboekstaafd in De Militaire Inlichtingen Dienst, 1914-2000 (Den Haag, Sdu, 2000)118-121.

[16] Handelend optreden, PIVOT-brochure, Den Haag, 1994.

[17] Hiermee worden operators van lucht(wapen)systemen bedoeld die op tactisch niveau worden ingezet voor het uitvoeren van (vlieg)missies.

[18] Zie: Operationeel Concept Inlichtingen en Veiligheid ter ondersteuning van Luchtoptreden, Commando Luchtstrijdkrachten, september 2011.

[19] Het begrip ‘inlichtingen’ wordt overigens doorgaans niet alleen gebruikt voor het product zelf, maar ook voor het proces dat daaraan ten grondslag ligt en voor de organisaties die dit proces uitvoeren.

[20] Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Luchtmachtstaf, nummer toegang 727, stukken betreffende de Luchtmacht Inlichtingendienst, inventarisnummer 77, Nota van de Voorzitter van het Interservice Comité III, nr. 0143.787/0143.150, 28 februari 1975, bijlage D.

[21] Belangrijk om te vermelden is dat er bij de inlichtingenbehoefte geen sprake was van een prioriteitsstelling. Daar is deze categorisering dus ook niet op gebaseerd.

[22] Semi-statisch Archief, Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Afdeling Militaire Inlichtingendienst/Koninklijke Luchtmacht en voorgangers, inventarisnummer 77, ISAM’s Jaargang 1986.

[23] Semi-statisch Archief, Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Afdeling Militaire Inlichtingendienst/Koninklijke Luchtmacht en voorgangers, inventarisnummer 78, ISAM’s Jaargang 1987.

Over de auteur(s)

R.A. van Bavel

Robert van Bavel heeft onlangs zijn officiersopleiding op de KMA afgerond. Hij schreef de bachelorscriptie krijgswetenschappen Informatie of Inlichtingen? Institutioneel onderzoek naar de relevantie van de rapportages van de Afdeling Inlichtingen en Veiligheid (AIV) van de Koninklijke Luchtmacht in 1986-1987.