Prof. dr. W.M. Oppedijk van Veen

In NRC Handelsblad van 20 januari 2017 schetst de vermaarde publicist en hooggeleerde historicus Ian Buruma een nogal somber toekomstperspectief. Gebrek aan Amerikaans leiderschap en een militair verzwakt Europa leiden er toe dat landen als China en Rusland in toenemende mate het Westen uitdagen en de grenzen van hun macht zullen opzoeken. Er hoeft maar iets fout te gaan – een uit de hand gelopen grensconflict, een neergeschoten vliegtuig, een vermiste onderzeeboot of een bom op een stad – en we worden ongewild en tegen elk gezond verstand een oorlog ingerommeld.[1]

Bij herhaling laat de minister van Defensie blijken dat ze de veiligheidsrisico’s van het Russische optreden in bijvoorbeeld de Baltische staten, Oekraïne en de Krim onderkent, maar ook dat de Nederlandse strijdkrachten niet meer in staat zijn de essentiële belangen van Nederland en het Nederlandse grondgebied te verdedigen. Desondanks memoreerde de minister met enige trots dat de strijdkrachten in de afgelopen vier jaar bijna 900 miljoen extra hebben gekregen.[2] Dat is nog geen 250 miljoen op jaarbasis: net genoeg om de ergste nood te lenigen en om eerder geplande bezuinigingen een halt toe te roepen. Onvoldoende inzetbaar materieel en geoefend personeel blijft voorlopig echter de realiteit.

De veiligheidsrisico’s zijn misschien op zich nog niet zo groot, maar ze worden aanzienlijk groter wanneer twijfel gaat bestaan over de bereidheid van Amerika zijn Europese bondgenoten te hulp te komen. Van enige urgentie is nu nog niet veel te merken. Volgens de minister gaat het nog vele jaren duren voordat de krijgsmacht weer op orde is en de weg daar naar toe zal slechts met kleine stapjes zijn. Daarbij, het scenario waarbij Nederlands grondgebied direct betrokken raakt bij een klassieke aanval wordt niet erg waarschijnlijk geacht.[3] Maar in combinatie met een vergaande cyberaanval zouden de gevolgen voor Nederland wel eens dramatisch kunnen zijn als het daadwerkelijk een keer fout gaat.[4] Mij zijn hiervan geen officiële scenario’s bekend, maar duizenden slachtoffers en totale ontwrichting van de samenleving en economie als gevolg van grootschalige lamlegging of vernietiging van infrastructuur en productiecapaciteiten ligt in de rede. Om in een dergelijke situatie voornamelijk te moeten vertrouwen op de militaire inzet van bondgenoten gaat voorbij aan de grondwettelijke taak van Nederland dat daarin zelf een primaire verantwoordelijkheid heeft en getuigt van een overwaardering van de bereidheid, de beschikbaarheid en de gelegenheid van de bondgenoten om in een chaotische en actuele oorlogssituatie Nederland daadwerkelijk militair bij te staan.

Volgens de afspraken binnen het NAVO-bondgenootschap moeten de deelnemende landen – en dus ook Nederland – minimaal twee procent van het bruto binnenlands product (bbp) besteden aan defensie. Op basis van de cijfers van 2017 zou dat neerkomen op circa 14 miljard euro, wat ongeveer een verdubbeling van het budget is dat Defensie nu beschikbaar heeft voor typisch militaire taken.[5] Met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Estland , Polen en Griekenland lijkt echter geen van de overige 22 Europese NAVO-landen een dergelijk niveau van defensie-uitgaven te gaan realiseren; gemiddeld blijven ze steken op 1,43 procent van het bbp. Onze minister noemde in haar Buitenhof-interview die twee procent dan ook slechts een streefpercentage en stelde dat de versterking van de krijgsmacht vooral gevonden moet worden in de samenwerking met onze NAVO-bondgenoten die ook te weinig besteden. En inderdaad, die samenwerking verloopt nu eenmaal niet gemakkelijk en vergt aanvankelijk zelfs nieuwe investeringen. Ook de vereiste instemming van de betrokken nationale parlementen bij een daadwerkelijke inzet van internationaal georganiseerde militaire capaciteiten is niet bevorderlijk voor een vergaande militaire samenwerking. Dus de twee procent en ook het gemiddelde NAVO-bestedingsniveau van 1,43 procent wordt en zal in Nederland bij lange na niet op korte termijn gehaald worden.

De centrale vraag is dan ook wat die NAVO-afspraken, recentelijk herbevestigd in Warschau, waard zijn en waar de urgentie en het commitment is om ten minste het gemiddelde bestedingsniveau van 1,43 procent van het bbp als een eerste afspraak te zien die op afzienbare termijn moet worden nagekomen en waarop bewindslieden en bestuurders kunnen worden afgerekend.

Sinds het aftreden van generaal Van der Vlis, meer dan twintig jaar geleden, die zich niet kon vinden in de eerste grote bezuinigingen, is er geen minister, hoge ambtenaar of generaal (Commandant der Strijdkrachten of Commandant Operationeel Commando) geweest die de afgelopen jaren zijn functie ter beschikking heeft gesteld omdat hij zich niet kon vinden in de omvang en aard van de defensiebesparingen. Ongetwijfeld zullen nobele motieven een rol hebben gespeeld: ‘om het beste er van te maken moet je er wel bij zijn’ en ‘als de politiek bepaalt, dan heb je maar te volgen’. Maar dat op dit moment binnen de krijgsmacht twee derde van het personeel geen vertrouwen heeft in de (militaire, ambtelijke en politieke) top van de defensieorganisatie, kan niet anders opgevat worden dan een enorme diskwalificatie van die top en dient hen zwaar aangerekend te worden.[6]

Misschien dat het nu tijd is voor een wat steviger houding. Het wordt er intussen immers niet veiliger op. En, zoals  K.J.L Walenkamp in de Militaire Spectator van januari 2017 zo helder schetste, de tijd lijkt voorbij dat Defensie gezien werd als slechts een kostenpost en als een weinig belangrijk beleidsdomein.[7] Tijd om door te pakken dus!

[1] Met dank aan luitenant-generaal b.d. J.A. van Diepenbrugge en reserve ritmeester b.d. mr. P. Van den Brandhof voor hun kritische commentaar.

[2] Buitenhof, zondag 21 januari 2017.

[3] Veilige Wereld, Veilig Nederland: Internationale veiligheidsstrategie (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2013/06/21/veilige-wereld-veilig-nederland-internationale-veiligheidsstrategie).

[4] Het is altijd die ene keer, dat het meest onwaarschijnlijke toch werkelijkheid wordt, die telt. Zie N.M. Taleb, The Black Swan. The Impact of the Highly Improbable (Londen, Penguin Books, 2008).

[5] De defensiebegroting 2017 van circa 8,7 miljard euro bestaat voor ongeveer een kwart tot een derde uit middelen bestemd voor oude en lopende pensioenverplichtingen en taken ter ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp.

[6] Zie: http://www.eenvandaag.nl/uploads/doc/Enquete_personeel2016-definitief.pdf.

[7] K.J.L. Walenkamp, ‘Een strijd om de defensiebegroting’, in: Militaire Spectator 186 (2017) (1) 4-18.

Over de auteur(s)

Prof. dr. Walle M. Oppedijk van Veen.jpg Prof. dr. W.M. Oppedijk van Veen

Walle Oppedijk van Veen is psycholoog en econoom. Hij is emeritus hoogleraar marketing & marktonderzoek aan de Technische Universiteit Delft, faculteit Industrieel Ontwerpen.