Een paar dagen voor het Brexit-referendum in juni werd tijdens een college aan de zaal gevraagd wie er voor Britse uittreding uit de EU was. Een man stak zijn vinger op. Het bleek een gewezen staalmagnaat van over de tachtig jaar. Zijn argument om voor een Brexit te zijn was dat Europese politieke leiders gedwongen moesten worden tot staatsmanschap. Er was volgens hem een flinke crisis nodig om dat te realiseren en zonder sterk leiderschap zou Europa haar welvaart, vrede en veiligheid niet kunnen borgen.

De Brexit heeft inmiddels veel weg van een real-life tragikomedie, met plotwendingen en karikaturen zoals alleen de Britten dat kunnen. Een van de hoofdrolspelers is oud-premier Cameron. Hij beloofde als onderdeel van zijn verkiezingscampagne in 2013 onderhandelingen met de EU over het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk en een referendum over het resultaat. Cameron dacht hiermee verkiezingsvoordeel te kunnen behalen ten opzichte van de populistische UKIP-partij onder leiding van Nigel Farage. Het  nationaal belang moest even wijken voor het partij-politieke belang en het persoonlijke belang, maar dat leek geen probleem, want in de verwachte coalitieregering zou er toch nooit echt een referendum gaan komen. Maar de Conservatieven wonnen ruimschoots en er kwam geen coalitie. Onder druk van het nationale debat moest de nieuwe regering nu wel woord houden en de wet wijzigen om een referendum over het lidmaatschap van de EU mogelijk te maken.

Cameron nam hiermee een enorme gok. Het referendum over de onafhankelijkheid van Schotland in 2013 toonde dat de kans op een negatieve uitslag niet onwaarschijnlijk was. De bredere risico’s van deze onderneming voor de vitale Britse belangen in Europa, in zowel EU als NAVO en in termen van economie, veiligheid, stabiliteit en cohesie, heeft Cameron behoorlijk onderschat, misschien zelfs veronachtzaamd. Hij was er echter van overtuigd dat het wel goed zou komen. De mooie deal met de EU voorafgaand aan het referendum zou voldoende moeten zijn om de kiezers te overtuigen om voor Remain (in de EU blijven) te stemmen.

Substantiële bijrollen waren er voor Nigel Farage en Boris Johnson. Beide politici gebruikten veel retoriek om te bepleiten dat het een goed idee is om uit de EU te stappen. Farage en zijn nationalistische UKIP willen vooral migranten buiten de deur houden. Het VK moet weer ‘onafhankelijk’ worden. De motieven van Johnson, partijgenoot van Cameron, waren dubieuzer, omdat deze voormalige burgemeester van Londen in zijn vorige functie zeker een grote Remain-aanhanger zou zijn geweest. Zijn pleit was nu de EU zo snel mogelijk te verlaten, omdat die het VK economisch zou tegenhouden. Johnson speculeerde wellicht dat dit hem in een goede positie voor de opvolging van Cameron zou brengen. De argumenten van de voor- en tegenstanders van een Brexit probeerden vooral op het kiezerssentiment in te spelen. Wat het lidmaatschap van de EU precies inhoudt en wat het alternatief is speelde geen rol van grote betekenis. Over de EU werd vooral met de term ‘zij’ gesproken.

Als er al een ‘zij’ is, dan zijn dat misschien de presidenten van de Raad, de Commissie, het Parlement en de Hoge Vertegenwoordiger van de EU: Tusk, Juncker, Schulz en Mogherini. Zij spraken af voor het referendum neutraal te blijven, daarmee zeker een rol opeisend in de tragikomedie. Want waarom zou je bij ‘hen’ willen horen als ‘zij’ niet eens kunnen uitleggen waarom dat een goed idee is, sterker nog, als ze feitelijk onzichtbaar zijn? Dat laatste is logisch: er zijn een paar criteria voor potentiële kandidaten voor de EU-top functies. Niet-controversieel zijn is daarbij belangrijk. Lidstaten, en zeker het VK, wilden geen sterke EU-politici meer zoals Jacques Delors in de jaren tachtig. En daarmee is de macht binnen de EU verschoven van haar presidenten naar de Raad en dus de lidstaten zelf. ‘Zij’ is eigenlijk ‘wij’.

De andere potentiële acteurs die in deze tragikomedie voor de EU nog voor een happy end hadden kunnen zorgen waren dus de leiders van de lidstaten zelf. Maar niemand deed auditie. Merkel, Hollande en EU-voorzitter Rutte waren te druk met migratie en terrorisme en vreesden misschien verlies van eigen aanhang bij pro-EU uitspraken.

Uiteindelijk stond er geen politicus op die bereid was voor het Europees belang te strijden, velen in de achteraf wat naïeve overtuiging dat het wel goed zou komen.

Maar het Brexit-kamp won; tot schrik van het Brexit-kamp zelf en hun kiezers. De tragikomedie had meer kijkers dan ooit en elke dag bracht weer een nieuwe wending. Cameron kondigde meteen zijn vertrek aan. Johnson had opeens geen haast om uit de EU te stappen en trok zich terug als potentiële opvolger van de premier. Farage ging toch geen EU-geld teruggeven en stapte op als leider van UKIP. Er bleek geen plan klaar te liggen, niemand had erin geloofd en niemand wilde eigenlijk dat het echt uitgevoerd zou gaan worden. Drie miljoen mensen tekenden direct een petitie voor een nieuw EU-referendum. Geen van de hoofdrolspelers wilde nog op de voorgrond meespelen.

In het scenario van de staalmagnaat is de kans nu groter dat er staatsmanschap zal ontstaan. Goed staatsmanschap op Europees niveau zou je kunnen omschrijven als het nastreven van doelen of het ondernemen van acties die de vitale belangen van Europa dienen; doelen en belangen die prevaleren boven persoonlijke en partijpolitieke belangen en zelfs de strikt nationale belangen overstijgen.

Direct na de Tweede Wereldoorlog was ook Churchills visie duidelijk Europees: ‘There is a remedy which would in a few years make all Europe free and happy. It is to re-create the European family, or as much of it as we can, and to provide it with a structure under which it can dwell in peace, safety and in freedom. We must build a kind of United States of Europe.’[1] ‘We cannot aim at anything less than the Union of Europe as a whole, and we look forward with confidence to the day when that Union will be achieved.’[2]

Enkele staatsmannen en vrouwen hebben Europa bijeengebracht en gezorgd voor langdurige vrede en grote welvaart. Helmut Kohl en François Mitterand durfden beiden hun nationale weerstand te trotseren en wisten door hun leiderschap ook andere landen te overtuigen om een deel van hun nationale soevereiniteit op te geven voor het gezamenlijke belang. Inmiddels is onze welvaart, vrede en veiligheid zo vanzelfsprekend dat het misschien makkelijk is voor politici om de collectieve kwetsbaarheid weer te vergeten en hun optredens te zien als korte scenes in een tragikomedie, waarbij omwille van de kijkcijfers alles gezegd mag worden.

Inmiddels is de Brexit ook alweer bijna vergeten door nieuwe incidenten in Europa. Maar volgend jaar zijn er belangrijke verkiezingen in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Zeker dan zal staatsmanschap nodig zijn om de strijd met het populisme aan te gaan en verdere fragmentatie van Europa te voorkomen. We kunnen eigenlijk alleen maar hopen dat de Brexit-crisis groot genoeg was om echt staatsmanschap af te dwingen en dat ons geen nieuwe, grotere crisis te wachten staat.

[1] Winston Churchill, Speech held at the University of Zurich (1946).

[2] Winston Churchill, Speech to the Congress of Europe (1948).

Over de auteur(s)