Nadat diverse organisaties besloten genderneutraal te communiceren, vraagt de redactie van de Militaire Spectator zich af of en hoe onze krijgsmacht (en die in de landen om ons heen) zich op dit vlak gedragen.[1] Een snelle conclusie luidt dat er nog terrein te winnen valt, maar dat de vraag is of dit de gewenste diversiteit en inclusiviteit dient of slechts getuigt van politieke correctheid.

In 1987 begon ik mijn loopbaan als officier bij de politie. In 2009 maakte ik de overstap naar de Koninklijke Marechaussee. Bij de politie wilde ik de eerste jaren niets van genderissues (toen nog ‘emancipatiezaken’) weten. Ik wilde gewoon lekker mijn werk doen en daarop beoordeeld worden. Dat de werkelijkheid iets anders werkt, ontdekte ik al vrij snel. Van de keren dat ik bewust en onbewust, direct en indirect, werd buitengesloten kan ik een boek volschrijven. Daar leerde ik mee omgaan. Juist vanuit mijn vakmanschap en niet vanuit slachtofferschap ging ik de strijd toch vaak aan. De ene keer ging ik er met gestrekt been in, de andere keer werkte ik subtiel en onzichtbaar om de brij heen om toch mijn doel te behalen.  En ja… een hoog incasseringsvermogen helpt, zodat heel veel zaken ook bij mij onbewust bleven. En dit ging niet om erkenning van mijn ego, een voorkeursbehandeling, het innemen van een machtspositie of iets in die geest. Het ging om mijn werk doen, mijn rol en functie uitoefenen en op die wijze de doelen van de organisatie behalen. Niets meer en niets minder dan dat.

Degenen die mij kennen en de manier waarop ik in mijn werk sta, weten dat ik geen tuttebel of overgevoelig type ben. Ik heb bewust voor mijn vak gekozen en ik heb er bewust voor gekozen om in een organisatie met voornamelijk mannen te werken. En daar heb ik nog geen moment spijt van gehad.

Wie mij kent weet echter ook dat ik een (vaak behoorlijk felle) voorvechter van een diverse en inclusieve organisatie ben. Waarom? Heel simpel: omdat ons werk en onze organisatie er beter van wordt. Het is een kwaliteitsissue en het stelt je in staat de complexe problemen aan te pakken op veel effectievere wijze. Dit naast het eenvoudige uitgangspunt dat inclusiviteit mijns inziens onlosmakelijk verbonden is met een democratische beschaving.

Bij mijn overstap van politie naar Defensie schatte ik in dat ik op diversiteitsvlak wat  ‘stappen terug’ zou moeten doen. Ik vind het logisch dat een organisatie, die niet dagelijks middenin de volle breedte van de maatschappij staat en die een ander takenpakket heeft dat zich op heel specifieke terreinen afspeelt, behoudender is als het gaat om maatschappelijke ontwikkelingen. De legitimiteit van de organisatie hoeft immers niet dagelijks en zichtbaar in het contact met burgers bewezen te worden.

Het eerste wat mij opviel en verbaasde was het taalgebruik. Als het over collega’s ging, ging het over ‘de mannen’. Na enige aarzeling wordt daar in vergaderingen inmiddels, met een blik in mijn richting,  ‘eh… en vrouwen’,  aan toegevoegd. Als er stevig taalgebruik wordt gebezigd, krijg ik daarna een excuus. Waarop ik verbaasd om me heen kijk, want heren, trust me... ik kan het grover hoor.[2]  En ik mag dan blij zijn dat ik ‘mijn mannetje sta’, oftewel voldoe aan de mannelijke norm. Een uitspraak die in het genderbewuste deel van de samenleving om ons heen echt not done is, maar waar Defensie vrolijk mee adverteert in de wervingscampagne gericht op vrouwen.

En ik ben dat eigenlijk gewoon zat. Elke keer dat er wordt gesproken over ‘de mannen’, word ik als vrouw buitengesloten. En elke keer dat ik apart word aangekeken, word ik als ‘speciaaltje’ benaderd. Zo simpel is het. Overgevoelig? Mag iedereen vinden, maar ik vind het wel een keertje welletjes, na dertig jaar. Want hoe moeilijk is het? Hoe moeilijk is het om het over collega’s of mensen te hebben? Hoe moeilijk is het woord ‘mensuren’? Inderdaad, voor sommige woorden is het best lastig… ik vind vakmanschap er zo eentje. Maar dat is geen argument. Laten we die moeilijke woorden voorlopig maar zo, daar wordt vast wel een keer iets op gevonden.

De felheid van de tegenstanders van de genderneutrale acties van de NS en de gemeente Amsterdam vond ik opvallend. Het meest gehoorde argument, ‘hebben ze niets belangrijkers om zich druk om te maken?’,  slaat in mijn ogen nou precies op al die tegenreacties. Hoe erg is het dat je wordt toegesproken als ‘reiziger’ in plaats van als man of vrouw? Reiziger is toch gewoon een fijne gemeenschappelijke noemer? Wat is precies het negatieve aan de benaming reiziger of collega? 

Taal is bij uitstek een cultuurdrager. En dus ook een cultuuroverbrenger. De één is er gevoeliger voor dan de ander, maar het is wat het is. En de cultuur wordt bepaald door de heersende massa. Ik zou zo graag willen dat de jonge generatie, mannen, vrouwen en mensen die zich ergens daartussenin vinden, niet hoeven te strijden om benaming. Zich niet buitengesloten voelen, maar erkend en gewaardeerd voelen om wie ze zijn en hoe ze hun werk doen, zodat zij zich niet zo bewust hoeven te zijn van hun gender als mijn generatie vrouwen.

Volgens de redactie van de Militaire Spectator is diversiteit en inclusiviteit breed gewenst in onze organisatie. Laat dit dan tot uitdrukking komen in taalgebruik dat niet bij voorbaat mensen uitsluit. Taalgebruik dat niet uitgaat van een mannelijke norm, waarbij het hoogst haalbare voor een vrouw is om aan die mannelijke norm te voldoen (‘haar mannetje te staan’), maar dat zij in plaats daarvan op haar eigen kwaliteiten beoordeeld wordt. Een klein beetje moeite doen, een beetje nadenken bij je woordgebruik en voor je het weet, weet je niet beter.

Als alle mensen die zich zo opwinden over een piepkleine aanpassing in het taalgebruik – een aanpassing waardoor collega’s zich gewoon beter voelen – zich nu eens op het achterhoofd krabben en bedenken waar ze zich eigenlijk druk om maken... Als ze nadenken wat er voor hen nou eigenlijk verloren gaat, dan is genderneutraal taalgebruik een logische stap. Een stap op weg naar een inclusieve organisatie. En dan kunnen wij allen, als collega’s, ons gewoon lekker bezighouden met ons mooie werk.

 

[1] ‘Genderneutraal’, editoriaal in: Militaire Spectator 186 (2017) (9) 374-375.

[2] Geboren en getogen in Amsterdam!  

Over de auteur(s)

Sandra Keijer

Sandra Keijer is Hoofd Afdeling Ondersteuning Operationele Gereedheid (DAOG) van het ministerie van Defensie.