In de korte tijd van haar bestaan (1949-1990) heeft de Duitse Democratische Republiek (DDR) krampachtig gezocht naar internationale erkenning. De communistische staat, waar de Nomenklatoera de touwtjes strak in handen had, kreeg die erkenning in 1973.[1] De DDR is toen zeer actief geweest in het oprichten van ambassades in westerse landen. In navolging van vele landen detacheerde de DDR daarbij ook militair attachés. Hoe bouwden de Oost-Duitse machthebbers dit instituut op en hoe zagen de opleidingen en taken eruit? Wat was de relatie met het ministerie voor Staatsveiligheid? En voor welke problemen staan onderzoekers, die willen achterhalen of de militair attachés invloed hadden op het beleid van de DDR?

Het militaire gezag van de Sovjet-Unie verordonneerde in oktober 1945 de opbouw van militair ingerichte politie-eenheden in Oost-Duitsland. In 1952 besloot sovjetleider Josef Stalin dat de ‘fase van het pacifisme’ definitief voorbij was.[2] Eenheden van de Volkspolizei werden betrokken bij het inrichten van een Kasernierte Volkspolizei (KVP) op 1 juli 1952.[3] Het officierskorps van de KVP was jong en onervaren. Ook het opleidingsniveau van de officieren was ten opzichte van andere leidinggevenden in de staat relatief gering. De meeste officieren hadden slechts lagere school, sommigen zelfs niet eens dat. Ondanks deze slechte startpositie werkte de KVP-leiding er hard aan om het opleidingsniveau, de inzetbaarheid en paraatheid op een acceptabel niveau te krijgen.[4]

Na de oprichting van de Bundeswehr in West-Duitsland in 1955 werd de status van de Kasernierte Volkspolizei opgewaardeerd tot een leger, de Nationale Volksarmee (NVA).[5] De NVA werd door de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) geleid en handelde ook in de zin van de SED-politiek. Op 2 oktober 1990 om 24.00 uur werd de NVA ontbonden. Wat er aan restbestanden over was ging over naar de voormalige ‘oorlogshitsers en klassenvijand’, de Bundeswehr. Met de Duitse eenwording was ook de rol van de militair attachés van de DDR uitgespeeld. Om te bepalen wat die rol was volgt eerst een korte inleiding over de Nationale Volksarmee en de inlichtingendienst. Vervolgens komen inzet, opleidingen, instructie en aansturing aan bod. Aansluitend komt de relatie met de Staatsveiligheidsdienst en de informatieve waarde van de inlichtingen aan bod. Daarna volgt een slotbeschouwing.

De NVA had formeel als taak het beschermen van het DDR-grondgebied, terwijl de militaire inlichtingendienst het vijandbeeld van de ‘agressieve’ NAVO en de ‘imperialistische’ Bondsrepubliek benadrukte. Foto Central Intelligence Agency

De Verwaltung Aufklärung van de Nationale Volksarmee

Het trauma van een verrassingsaanval (de Duitse inval in 1941) domineerde de naoorlogse veiligheidspolitiek van de Sovjet-Unie sterk. Een herhaling van zo’n aanval moest ten koste van alles worden voorkomen. Meer dan in enig ander land van het Warschaupact werd dit ook de perceptie van de DDR. Als belangrijkste opdracht voor de militaire inlichtingendienst gold ‘de tijdige waarschuwing voor een verrassende overval van militaristen en imperialisten op het socialistische kamp’.[6] Een andere functie van de militaire spionage was het vijandbeeld van de ‘agressieve’ NAVO en de ‘imperialistische’ Bondsrepubliek te benadrukken.[7] Op 19 juli 1952 kwam er een richtlijn voor de vorming van een Verwaltung für Allgemeine Fragen bij de Kasernierte Volkspolizei. Deze richtlijn legde de basis voor de toekomstige militaire inlichtingendienst van de DDR.[8] Doel was het verschaffen van inlichtingen over:

  • militaire- en economische plannen van het Anglo-Amerikaanse blok tegen de DDR, de Sovjet-Unie en andere ‘volksdemocratieën’;
  • plannen en maatregelen van de Bundeswehr en haar opname in de ‘agressieve’ NAVO;
  • plannen van het Anglo-Amerikaanse blok en de regering in Bonn ter voorbereiding op een voorgenomen oorlog;
  • technische innovaties in de wapentechniek en hun toepassingen.

Nadat de Kasernierte Volkspolizei in Nationale Volksarmee was omgedoopt ging de inlichtingendienst over naar de NVA. De eerste aanwijzingen voor het bestaan van een militaire inlichtingendienst kwamen van een in 1957 overgelopen CIA-agente, de huishoudelijke hulp van de Oost-Duitse generaal-majoor Karl Linke.[9] Een andere overloper, luitenant-kolonel Siegfried Dombrowski, bevestigde het bestaan van een inlichtingendienst in 1958. In 1964 kreeg de inlichtingendienst van de NVA de naam Verwaltung Aufklärung, in 1983 hernoemd in Bereich Aufklärung. De dienst was onderverdeeld in vijf zelfstandige en streng van elkaar gescheiden componenten:

Informationsdienst, belast met het verzamelen en analyseren, samenvatten en verspreiden van alle relevante informatie over de strijdkrachten van landen.[10] Het Militair Wetenschappelijk Instituut (de School voor de Inlichtingendienst) viel hier ook onder;
Agenturische Aufklärung, verantwoordelijk voor agentennetwerken;[11]
Strategische Aufklärung, stuurde in het bijzonder de militair attachés en de ‘legalisten’ aan.[12] Ook werden hier de echtgenotes van de toekomstige attachés op hun inzet voorbereid. Drie afdelingen binnen deze directie beheerden elk een pakket landen;[13]
Truppenaufklärung, verantwoordelijk voor de operationeel-tactische inlichtingen van strijdkrachten;
Verwaltung Sicherstellung, verantwoordelijk voor technische en materiële ondersteuning.

De militair attachés van de NVA

Vanuit de NVA werden de eerste militair attachés van de DDR gerekruteerd. De minister van Defensie benoemde hen, nadat de geselecteerde officieren door het Centrale Comité van de SED waren gescreend en betrouwbaar bevonden. Sinds 1961 volgde de benoeming van de militair attachés door de ministerraad van de DDR, maar waren ze alleen ondergeschikt aan de minister van Defensie. Vanaf 1975 benoemde de minister de attachés direct.[14] 

De militair attachés van de DDR behoorden tot de Nomenklatoera. De loopbaan van dit kader stond onder permanente supervisie van de SED en was systematisch gepland. Elke bevordering naar een hogere of een meer verantwoordelijker positie hing niet alleen af van kennis, kunde en vaardigheden, maar vooral van politiek-ideologische en veiligheidspolitieke eisen. Centraal stond trouw aan de partij van de arbeidende klasse. Opleidingen en cursussen vonden op partijscholen en hogescholen plaats. Hierdoor was het mogelijk toekomstige leidinggevenden over een langere tijd in de gaten te houden en te beoordelen of zij wel steeds de belangen van de SED dienden. Het kader en hun familieleden hadden vele voorrechten, maar konden deze, bij de geringste afwijking van de partijlijn, ook direct weer verliezen.[15]

De selectie van aankomende militair attachés gebeurde vroegtijdig. Al tijdens hun studie op de officiershogescholen trokken sommigen de aandacht. In 1971, toen duidelijk werd dat de DDR staatsrechtelijke erkenning van de internationale gemeenschap zou krijgen en het aantal ambassades zou uitbreiden, benaderde de DDR-leiding cursisten al tijdens hun studie voor latere inzet in het buitenland.[16]

Of een NVA-militair door kon groeien tot attaché hing onder meer af van zijn trouw aan de partij en zijn geloof in de theorieën van communistische denkers. Foto NVA Armeefilmschau

Vier generaties militair attaché

De ontwikkeling van het instituut militair attaché kende in de DDR ruwweg vier fasen.[17] De eerste generatie DDR-attachés bestond voornamelijk uit oudere officieren die voortkwamen uit het actieve antifascistische verzet: strijders uit de Spaanse Burgeroorlog, vervolgden van het naziregime en deelnemers aan de partizanenstrijd tegen Duitsland. Velen hadden niet meer dan een lagereschoolopleiding met daarna een baan als landarbeider, dakdekker, meubelmaker, ijzervlechter, textielarbeider, mijnwerker et cetera. Van deze generatie bestaan treffende voorbeelden, zoals Richard Fischer. Hij had lagere school en was leerling meubelmaker, maar maakte carrière in de communistische partij en klom op tot generaal-majoor. Hij was de eerste ambassadeur van de DDR in Noord-Korea (1954-1959) en militair attaché van de DDR in de Sovjet-Unie (1962-1967). Andere vertegenwoordigers van deze eerste generatie waren Hermann Gartmann, hulparbeider in de bouw en later generaal-majoor en militair attaché in Moskou (1957-1959); Gottfried Grünberg, mijnarbeider, later kolonel en militair attaché in Moskou (1961-1962) en Günter Oldenburg, losarbeider en bakkersleerling, later generaal-majoor en attaché in Moskou (1982-1985).[18]

Vrijwel allen waren voor de Tweede Wereldoorlog lid geweest van de Kommunistische Partei Deutschlands, uitgeweken naar Moskou en daar onderwezen in de marxistisch-leninistische ideologie op de partijscholen van de Russische Communistische Partij. Deze attachés vielen onder de Afdeling Internationale Betrekkingen van de NVA. Hun taak was het de DDR-strijdkrachten in de socialistische landen te vertegenwoordigen en de militaire politiek en het politieke standpunt van de DDR ten opzichte van de Bondsrepubliek uit te dragen. Het kwam neer op vlagvertoon op het (beperkte) internationale toneel, alsmede op het bevorderen van de vriendschappelijke betrekkingen met de strijdkrachten van de gastlanden. Effectief in het inlichtingenwezen was deze eerste generatie niet. Uit inlichtingenoogpunt gezien waren de socialistische landen ook niet interessant.

Leden van de FDJ krijgen de werking van een wapen uitgelegd: de jeugdorganisatie was een belangrijke voorleverancier van toekomstige militair attachés voor de NVA. Foto NVA Armeefilmschau

De tweede generatie militair attachés bestond uit jongere officieren van de Kasernierte Volkspolizei, de FDJ-generatie van de SED.[19] Zij volgden de cursussen vanaf eind jaren vijftig en werden ook slechts in socialistische landen ingezet en nog steeds als minder interessant voor de militaire inlichtingendienst beschouwd. Ook zij vielen nog onder de Afdeling Internationale Betrekkingen. Dat de NVA in de attachés geen toegevoegde waarde zag is zeker terug te voeren op eclatante blunders van de beide eerste chefs, Karl Linke en Willy Sägebrecht. Toch kreeg de Verwaltung Aufklärung vanaf 1966 een voet tussen de deur met het recht om militair attachés voor te dragen. De marsroute werd: niet-socialistische landen. De attachés die al in de buitenlandse dienst werkten moesten zich verder scholen door zelfstudie. Centrale bijscholingen vonden plaats op jaarlijkse vergaderingen van militair attachés. In de tweede helft van de jaren zestig was een verbetering te zien van de positie van de attachés in het inlichtingenwerk.[20]

Na ruim twintig jaar, waarin de DDR voortdurend had gestreefd naar internationale erkenning, kwam het land eindelijk uit zijn isolement. Na de staatsrechtelijke erkenning van de DDR in 1973 ging de regering in Oost-Berlijn diplomatieke betrekkingen met ‘kapitalistische’ landen aan en begon een nieuwe fase met ingrijpende veranderingen. Met de neutrale staten Finland, Zweden, Zwitserland en India werden in 1973 militair-diplomatieke banden aangeknoopt en er werden militair attachés geplaatst. Ook de NAVO-landen Griekenland, België en Italië kregen een militair attaché uit de DDR. Het ‘vlagvertoon en de verkoop van DDR-standpunten’ maakte plaats voor het inlichtingenwerk. Meer en meer verloor de Afdeling Internationale Betrekkingen terrein aan de Verwaltung Aufklärung. De berichtgeving van de attachés werd gereguleerd. Over de uitvoering van taakopdrachten moesten zij nog wel aan de Afdeling Internationale Betrekkingen berichten, maar over belangrijke inlichtingenkwesties de Verwaltung Aufklärung informeren. Het ging daarbij om politieke en militaire informatie van alle landen buiten het Warschaupact, inlichtingen over vijandelijke activiteiten in alle gastlanden, berichten over contacten van militair attachés met personen uit niet-socialistische landen en periodieke berichten van attachés uit alle gastlanden.[21] Uiteindelijk kreeg de Verwaltung Aufklärung de volledige regie over de militair attachés. Hun staven werden uitgebouwd tot Residenturen, gecamoufleerde militaire, civiele of gemengde steunpunten van de inlichtingendienst in een meer of minder herkenbare organisatie van een uitzendend land. Het bestaan van een Residentur was in het gastland officieel bekend. Er was onderscheid tussen een legale Residentur (ambassades, consulaten-generaal, handelsvertegenwoordigingen, in- en verkooporganisaties, luchtvaartbedrijven, rederijen, culturele informatiecentra, persbureaus of reisbureaus) en een illegale Residentur (een gecamoufleerde organisatie die zo veel mogelijk voor het gastland verborgen moest blijven). Illegale Residenturen van de DDR domineerden vooral in de jaren vijftig en zestig.[22]

In de vierde fase van de ontwikkeling van het instituut militair attaché, de jaren tachtig, werkte de DDR verder aan het uitbreiden van het aantal Residenturen. De kwaliteitseisen voor de militair attachés lagen hoger en er werden meer specifiek geschoolde officieren ingezet. Deze officiersgeneratie was afkomstig van het Militair Wetenschappelijk Instituut (School voor de Inlichtingendienst) van de DDR in Klietz.

De opleiding tot attaché

De opleiding tot militair attaché volgde op een ministerieel besluit uit 1956. Gebruikelijk was dat de aanwijzing 24 maanden en de opleiding circa 18 maanden voor de uitzending plaatsvond. De eerste twee generaties attachés werden op hun toekomstige taak voorbereid in cursussen die bestonden uit grondslagen van het diplomatieke protocol en de militaire diplomatie, volkenrecht, buitenlandse politiek, internationale betrekkingen, militaire- en veiligheidspolitiek van de NAVO-landen, taalcursussen Russisch en (optioneel) Engels, Frans of Spaans, volkenkunde en geografie. Facultatief waren cursussen in literatuur, kunstgeschiedenis, schilderkunst, theater- en filmkunst.[23] Aangezien deze militair attachés vrijwel uitsluitend in socialistische landen waren gestationeerd, kregen zij tijdens de opleiding nadrukkelijk te horen dat het inwinnen van informatie alleen op legale wijze mocht plaatsvinden. Hoe ver een attaché hierin kon gaan moest hij zelf bepalen.[24]

Vanaf eind jaren 50 kwam de plaatsing van militair attachés op gang, aanvankelijk naar de broederstaten van het Warschaupact. Bron: Handbuch Militärisches Grundwissen (Berlijn, Militärverlag der Deutschen Demokratischen Republik, 1985)

Vanaf begin jaren zeventig werden de opleidingen verfijnder. Cursisten waren nu voornamelijk afgestudeerden van de (voorloper van de) militaire academie in Dresden en/of andere (Russische) officiershogescholen. Zij volgden een voortgezette opleiding informatieverzameling op militair en militair-politiek gebied. In Naumburg deden de cursisten de opleiding voor officieren voor de buitenlandse dienst. Talrijke (aankomende) attachés volgden als toehoorder de colleges op de Russische academie voor militaire diplomatie in Moskou. Vanaf de jaren zeventig was de loopbaan ook verbonden met stageperiodes als assistent-attaché. Daarna volgde de status van ‘Kader in voorbereiding’, voorafgaand aan de uitzending, wat inhield dat de attaché zich moest verdiepen in het toekomstig gastland.[25]

De eerste militair attaché van de DDR, luitenant-kolonel Johannes Weinhold, trad op 31 juli 1957 in functie in China. Later dat jaar volgden nog meer accreditaties, maar uitsluitend naar de socialistische broederstaten Bulgarije, Tsjechoslowakije, de Sovjet-Unie en Hongarije. Tot en met 1964 kwamen ook plaatsingen rond in Noord-Korea, Polen, Roemenië, Albanië, Vietnam, Albanië, Joegoslavië en Cuba.[26] De rang van de attachés was luitenant-kolonel, kolonel, generaal-majoor of luitenant-generaal.[27] De generaalsrangen waren voor de attachés in Moskou bestemd. In een uitzonderingsgeval was een attaché een majoor. De assistent van de attaché (Gehilfe) was majoor en bij uitzondering kapitein.

Voor de echtgenotes van de militair attachés was ook een taak weggelegd: hun houding en optreden moesten het aanzien van de NVA versterken. In 1962 wees het Hoofd van de Afdeling Internationale Betrekkingen op het grote belang van de inzet van de vrouwen. Hij riep de attachés op hierover met hun echtgenotes te praten en hen overeenkomstig te beïnvloeden. De vrouwen kregen cursussen buitenlandse politiek, de taak van de echtgenote in het buitenland, geschiedenis van de diplomatie, het protocol en de taak van de ambassade. Groot bezwaar bij het uitoefenen van hun taken waren kinderen; daarom werden bijna altijd kinderloze echtparen of vrijgezellen ingezet.[28]

De aansturing

De operationele leiding van de militair attachés lag aanvankelijk bij de Afdeling Internationale Betrekkingen van het Ministerium für Nationale Verteidigung. In 1974 ging de leiding over naar de Verwaltung Aufklärung van de NVA, officieel bekend onder de naam Mathematisch-Physikalisches Institut. In werkelijkheid hadden de attachés al sinds de jaren zestig indirect voor deze organisatie gewerkt.[29] Voor het verzamelen van inlichtingen golden twee criteria: de opdracht en de tijd waarin dit moest gebeuren. Op welke manier de attaché te werk ging lag aan zijn eigen vindingrijkheid, maar wel onder volledig persoonlijk risico.[30]

De uitbreiding van het (militair) diplomatieke netwerk was terug te zien in de taakopdrachten. Het zwaartepunt verschoof steeds sterker naar het verzamelen van inlichtingen voor de strategische inlichtingendienst. Rondom de militair attaché werd een operationeel net van informanten gebouwd.[31] Hij kreeg in feite een positie tussen het klassieke agentenwerk en de militaire diplomatie.[32] Toch kreeg de attaché om politieke redenen bevel zich formeel niet in te laten met activiteiten die in het gastland als illegaal golden.[33] Hiermee lichtten chefs toch de hand en gaven de attachés – mondeling – dezelfde opdrachten als illegale agenten.[34] Aan deze opdrachten gaven de attachés nauwelijks gehoor; zij wilden politieke problemen in het gastland voorkomen.[35]

De staven van uitgekozen attachés werden uitgebouwd tot een Residentur en legalisten leverden informatie.[36] In de afzonderlijke landen waren twee tot vier legalisten ingezet die voor de attaché werkten.[37] De Verwaltung Aufklärung ontwikkelde zich met deze werkwijze tot een van de meest effectieve diensten van het Warschaupact.

De instructie

Elke militair attaché van de DDR kreeg een instructie, de Einsatzaufgabe. Het eerste punt van de instructie was regelmatig te berichten over de toestand in het gastland en zijn positie in of ten opzichte van de NAVO. Het tweede punt was de houding van het gastland ten opzichte van de DDR. In het derde punt waren concrete opdrachten geformuleerd, onderverdeeld in:

  • inlichtingenopdrachten over de militaire- en veiligheidspolitiek, strijdkrachten, bewapening, oefeningen et cetera van het gastland. Voor ongebonden landen waren het zeer specifieke vragen over hun neutraliteit;
  • agentenopdrachten zoals het zoeken naar inlichtingenbronnen en het uitbreiden van netwerken met legale contacten en middelen. Een vermenging van spionagenetwerken met dat van de militair attachés was – formeel – streng verboden;
  • informatieve opdrachten zoals het presenteren van het veiligheidsbeleid van de DDR en de daarmee samenhangende militaire politiek.[38]

In het algemeen raakten de opdrachten vooral kwesties over de veiligheid van de DDR en het Warschaupact. Gebruikelijk was ook de passage in de instructie dat DDR-attachés ‘in nauwe wapenbroederschap met de militair attaché van de Sovjet-Unie’ en met andere bevriende militair attachés, goede betrekkingen moest onderhouden.

Een ministeriële delegatie uit Mozambique in de DDR in 1979: militair attachés in bevriende socialistische landen hadden een taak bij de voorbereiding van dergelijke bezoeken. Foto NVA Armeefilmschau

De in de westerse en NAVO-landen geplaatste attachés moesten voortdurend rapporteren over de vermeende rol van het gastland en zijn strijdkrachten in het Atlantisch bondgenootschap. Besluitvormingsprocessen in veiligheidspolitieke kwesties en bi- en multilaterale betrekkingen, vooral tussen partners van de NAVO, de Verenigde Staten en China, stonden hoog op de inlichtingenagenda van de Oost-Duitse attachés. Zo stonden sinds 1973 ook de betrekkingen van neutrale landen als Zwitserland, Oostenrijk en Zweden met NAVO-landen voortdurend op de lijst met opdrachten. In het Nabije-, Midden-, en Verre-Oosten en in Afrika lagen de activiteiten van de VS onder een inlichtingenvergrootglas.[39] Door een effectief gebruik van open bronnen kon een attaché gedetailleerde informatie verkrijgen. Eind jaren zeventig kwam zo’n 80 procent van hun inlichtingen uit open bronnen.[40]

Het hoofd van de militaire inlichtingendienst, luitenant-generaal Theo Gregori, benadrukte in 1979 vol lof dat het aantal rapporten van de militair attachés fors was gestegen.[41] Anderzijds kritiseerde hij dat westerse persbureaus als Reuters of Agence France-Presse vaak sneller over gebeurtenissen of incidenten berichtten dan de attachés. ‘Wanneer uw onmiddellijke berichtgeving alleen inhoudelijk overeenkomt met de berichten van Reuters of AFP, zonder een waardering van het waarheidsgehalte, dan is niet aan de opdracht voldaan’, zo kregen de attachés te horen.[42]

In de jaren tachtig kreeg een nog onontgonnen inlichtingenbron brede aandacht. Hoe meer landen militairen voor opleidingen naar de DDR stuurden, des te interessanter werd dit voor de inlichtingendienst. Vooral op de officiersschool in Prora op het eiland Rügen waren vanaf begin jaren 80 buitenlandse militairen in opleiding. Zij kwamen voornamelijk uit bevriende ontwikkelingslanden met een socialistische signatuur. Tot eind 1989 leidden de Oost-Duitsers zo’n 1040 buitenlandse militairen op in het kader van de ‘wereldwijde ondersteuning van revolutionaire processen’.[43] Met sommige buitenlandse militairen waren de contacten tijdens hun verblijf in de DDR intensief. Na terugkeer naar hun eigen land was het de taak van de Oost-Duitse militair attachés om de contacten ‘in het belang van de opleiding’ voort te zetten.[44] Het contact in een buitenlandse krijgsmacht bleef op die manier behouden.

De relatie met de Staatsveiligheidsdienst

Begin 1950 werd het Ministerium für Staatssicherheit opgericht (MfS of Stasi). De Stasi was primair een binnenlands machtsinstrument en onderdrukkingsapparaat van de SED en secundair een inlichtingendienst gericht op het buitenland. De Stasi bespioneerde politiek, media, krijgsmacht, veiligheidsdiensten, onderwijs, wetenschap en economie. Verantwoordelijk voor (militaire) spionage in het buitenland en dan voornamelijk in de Bondsrepubliek was de Hauptverwaltung Aufklärung. De Stasi had ongeveer 90.000 Hauptamtliche Mitarbeiter (vast personeel) en zo’n 190.000 Inoffizielle Mitarbeiter (al dan niet gedwongen verklikkers).[45] Samenwerking met de NVA bestond op alle mogelijke niveaus, waaronder de Verwaltung Aufklärung. In 1975 gaf de Stasi opdracht vrijwel alle informatie en alle contacten van de Verwaltung Aufklärung te controleren, vast te leggen en te archiveren. Daarbij ging het ook om de contacten van vóór 1975. Dit betekende dat de Stasi ook alle contacten van de attachés in handen kreeg.[46] Omgekeerd gold de informatieplicht niet.[47] In de militaire spionage concurreerde de Stasi met de militaire inlichtingendienst en ondernam zelfs een poging om die dienst van de NVA over te nemen.[48]

Operationele gereedstelling van de Naval On-call Force of the Mediterranean van de NAVO: ook inlichtingen die militair attachés uit Zuid-Europese landen leverden werden gecontroleerd door de Stasi. Foto NAVO

De Verwaltung Aufklärung was formeel een onafhankelijke inlichtingendienst, maar stond in de praktijk onder permanente controle van de Stasi. Zonder de ondersteuning en welwillendheid van de Stasi zou het inlichtingenwerk van de NVA niet mogelijk zijn geweest. De Stasi bepaalde de werkwijze en leverde bescherming. Op alle niveaus van de militaire inlichtingendienst waren, in ongekende aantallen, verklikkers geplaatst.[49] Zij moesten tot in detail over medewerkers van de Verwaltung Aufklärung rapporteren. Het zwaartepunt lag bij de buitenlandafdelingen (ambassades en legalisten) en de attachés (Residenturen). Over het in het buitenland geplaatste personeel, in het bijzonder de attachés en de legalisten, kregen permanente beoordelingen over hun betrouwbaarheid. Elke beweging, elke uitlating, elk bezoek werd getoetst. Één op de drie medewerkers in het buitenland was informant van de Stasi.[50] Ook de militair attaché kreeg voortdurend controle, zo blijkt uit het volgende voorbeeld. Het International Institute of Strategic Studies in Londen stuurde een uitnodiging voor een symposium in Parijs met als thema ‘NATO Ground Forces in the 90s’ aan de ‘Militärattaché bei der deutschen Botschaft’. De uitnodiging kwam bij de Oost-Duitse ambassade in Brussel terecht in plaats van bij de West-Duitse. Na kennis genomen te hebben van de inhoud begreep de Oost-Duitse attaché dat de uitnodiging niet voor hem bestemd was. Hij besloot er toch ‘onder vreemde vlag’ heen te gaan als de ‘Duitse militair attaché’. De Stasi gaf er toestemming voor. Ruim een jaar na zijn deelname kwam de attaché erachter dat iemand uit het agentennetwerk het symposium ook had bijgewoond om hem in de gaten te houden. Het was waarschijnlijk een journalist van een Frans tijdschrift.[51]

Informatieve waarde van de militair attaché

Met uitzondering van het bureau in Moskou bestonden de attachéposten in de regel uit de attaché, zijn assistent en een administratieve kracht.[52] Soms was er een dubbele bezetting met een extra marineattaché. Met dit personeel moest de attaché zijn werk uitvoeren en de vraag is hoe effectief zij zijn geweest. Hebben hun rapporten enige invloed gehad op het beleid in Oost-Berlijn? Voormalig attaché Jochen Schröter zei daarover: ‘Seine Arbeit trägt zur Vorbereitung von militärischen und staatspolitischen Entscheidungsfindungen bei und erfordert, wie auch die Arbeit eines Botschafters, ein äussertes Maß an Verantwortungsbewusstsein, Objektivität und sachliche, von ideologischen, emotionalen und kulturellen Vorurteilen freie Korrektheit bei der Bewertung von Fakten’.[53]

Bij aankomst voor een staatsbezoek aan Nederland in 1987 schudt DDR-leider Erich Honecker de hand van premier Ruud Lubbers: diplomatieke successen konden het SED-regime uiteindelijk niet van de ondergang redden. Foto Nationaal Archief

Uiteindelijk schreef niet de SED, maar Moskou het ‘draaiboek DDR’; Oost-Duitsland had nauwelijks enige speelruimte op het internationale toneel. De Verwaltung Aufklärung leverde in het bijzonder inlichtingen voor de vorming van een militaire politiek en het beoordelen van de militaire situatie in het Midden-Europese theater.[54] Als lid van het Warschaupact was de DDR in eerste instantie leverancier van informatie aan de militaire leiding van de Sovjet-Unie. Alle relevante berichten gingen direct door naar de KGB.[55] Militair attachés leverden daarvan zo’n 20 procent aan.[56] Het archief van de Verwaltung Aufklärung lag in het Stasi-archief. Vrijwel alle gevoelige dossiers en documenten van de Verwaltung Aufklärung zijn in de zomer van 1990 vernietigd. Onderzoek naar inlichtingendiensten van de DDR lag en ligt moeilijk en gevoelig, vooral als het om Inoffizielle Mitarbeiter gaat. De historicus Walter Richter onderzocht met hulp van voormalige NVA-functionarissen in het Bundesarchiv in Freiburg dossiers van de Verwaltung Aufklärung en ondervond de nodige tegenwerking van Justitie.[57] Hij wijdt slechts één hoofdstuk van zijn boek aan de organisatie van het instituut militair attaché, gebaseerd op bewaard gebleven verslagen van de jaarlijkse attachévergaderingen uit 1979, 1981 en 1984. De inhoudelijke rapporten die de attachés schreven zijn waarschijnlijk vernietigd. Daarom is het vooralsnog moeilijk antwoord te geven op de vraag of de berichten van de attachés van groot belang zijn geweest in de militair-politieke besluitvorming van de DDR.[58] In het voorjaar van 1990 kregen de attachés van de DDR de titel Abrüstungs- und Verteidigungsattachés. Zij bleven tot 3 oktober 1990, de dag van de Duitse Eenwording, in functie. Vanaf die dag treden attachés alleen nog op namens de Bondsrepubliek.

Slotbeschouwing

Na het uitroepen van de DDR in 1949 probeerde het land voortdurend internationale erkenning te krijgen. Toen dit vanaf 1973 lukte opende de DDR ambassades in westerse landen en bracht daarin ook militair attachés onder. Na een stroeve periode waarin de attachés meer dienden voor ‘vlagvertoon’ werden de opleidingen sterk verbeterd en de voorbereiding op de functie geoptimaliseerd. Daardoor groeide de Verwaltung Aufklärung met de militair attachés uit tot de beste inlichtingendienst van het Warschaupact. De Stasi bemoeide zich direct met de attachés, bewaakte hen voortdurend en liet hen overal toestemming voor vragen. Al het archiefmateriaal van de Verwaltung Aufklärung werd bij de Stasi ondergebracht. Veel hiervan is vernietigd. Niettemin gaat het onderzoek naar de invloed van de berichtgeving van de militair attachés op de beleidsvorming in de DDR door.

 

[1] De Nomenklatoera was een kleine politieke en bestuurlijke elite die de bevolking van de DDR met strakke hand regeerde en met de door hun leden ingenomen sleutelposities ook vrijwel alle belangrijke domeinen van het openbare leven in het land wist te beheersen. Naar schatting waren er eind jaren tachtig zo rond de 339.000 Nomenklatoera-kaderleden. Onder hen waren alle officieren van de NVA vanaf de rang van majoor. Zie: www.stasiopfer.de.

[2] Ronald Gebauer, Dietmar Remy en Axel Salheiser, ‘Die Nationale Volksarmee (NVA) – eine Arbeiter- und Angestelltenarmee? Empirische Befunde zur Rekrutierung von Offizieren in der DDR’, in: Historical Social Research, 32 (3) (2007) 299-318.

[3] Dit was een als politie gecamoufleerde legereenheid met tanks, vliegtuigen en schepen en een sterkte van circa 113.000 militairen.

[4] Gebauer, ‘Die Nationale Volksarmee’, 300.‘

[5] In december 1956 bedroeg de personele sterkte 85.650 man. Daaronder waren 17.800 officieren, 24.800 onderofficieren en 43.050 korporaals en manschappen (Gebauer, ‘Die Nationale Volksarmee’, 301).

[6] Bodo Wegmann, ‘Der Beitrag der Militäraufklärung der DDR – Überraschung und Trauma’ in: NVA-Forum Dok.Nr A20040101-Wegmann.

[7] Joachim Zöller, ‘DDR-Militärspionage. Akteure, Ziele und Wirkungen’, in: George Herbstritt en Helmut Müller-Ensbergs (red.), Das Gesicht dem Westen zu... DDR-Spionage gegen die Bundesrepublik Deutschland (Bremen, Edition Temmen, 2003); 204.

[8]   Bodo Wegmann, ‘Die Aufklärung der Nationalen Volksarmee’, in: Herbstritt en Müller-Enbergs, Das Gesicht dem Westen zu... ’, 215. De dienst werd gevormd naar het voorbeeld van de inlichtingendienst van het Rode Leger, de GRU. De GRU had meer dan dertig jaar ervaring en had vooral in de Tweede Wereldoorlog zeer goede inlichtingenbronnen onder zijn hoede.

[9] Generaal-majoor Linke was de eerste chef van de dienst. Hij werd in augustus 1957 wegens het schenden van de geheimhoudingsplicht ontslagen omdat hij documenten thuis had liggen en gedegradeerd tot reserve-kolonel.

[10] Deze inlichtingen kwamen voor 85 tot 90 procent uit de media en andere open bronnen. De Informationsdienst verwerkte maandelijks zo’n 1000 tijdschriften en bijna 100 (semi)wetenschappelijke boeken, dagelijks meer dan 100 kranten en meer dan 12 uur televisie uit de Bondsrepubliek. Jaarlijks gaf de dienst ongeveer 500 mappen met informatie aan de politieke en militaire leiding.

[11] Dit konden binnenschippers zijn die bruggen fotografeerden, vrachtwagenchauffeurs of functionarissen op topposities bij de NAVO of ministeries.

[12] Dit waren inlichtingenofficieren die in officiële vertegenwoordigingen van de DDR onder gelegaliseerde dekmantel inlichtingenwerk verrichtten.

[13] Zöller, ‘DDR-Militärspionage’, 206.

[14] Jochen Schröter, Lezing op 7 oktober 2004 voor het Verband für Internationale Politik und Völkerrecht in Berlijn. Schröter was kolonel b.d. van de NVA en diende als militair attaché in Polen, Noord-Korea, China en Roemenië. LINK?

[15] Helmut Caspar, DDR-Lexikon. Von Trabi, Broiler, Stasi und Republikflucht (Petersberg, Imhof-Zeitgeschichte, 2009) 246.

[16] Bernd Biedermann, Vom Kanonier zum Militärattaché der DDR. Eine Laufbahn im Kalten Krieg (Aken, Helios Verlag- und Buchvertriebgesellschaft, 2015) 81.

[17] Schröter, lezing.

[18] Helmut Müller-Enbergs e.a., Wer war wer in der DDR? Ein Lexikon ostdeutscher Biographien (Berlijn, Ch. Links, 2010).

[19] De Freie Deutsche Jugend, oorspronkelijk opgericht in 1936, werd de officiële jeugdbeweging van de DDR.

[20] Walter Richter, Der militärische Nachrichtendienst der Nationalen Volksarmee der DDR und seine Kontrolle durch das Ministerium für Staatssicherheit. Die Geschichte eines deutschen Geheimdienstes (Frankfurt am Main, Peter Lang,

2002) 232.

[21] Richter, Der militärische Nachrichtendienst der Nationalen Volksarmee, 236.

[22] Friedrich-Wilhelm Schlomann, Operationsgebiet Bundesrepublik. Spionage, Sabotage und Subversion (München, Universitas Verlag, 1985) 264, 265.

[23] Schröter, lezing.

[24] idem.

[25] Bodo Wegmann, Die Militäraufklärung der NVA. Die zentrale Organisation der militärischen Aufklärung der Streitkräfte der Deutschen Demokratischen Republik (Berlijn, Verlag Hans-Joachim Köster, 2006) 280.

[26] Horst Kerzig, ‘Gedanken zur Entwicklung der militär-diplomatischen Beziehungen der Nationalen Volksarmee der DDR’, zie: https://www.vtnvagt.de/index.php/internationale-verbindungen/981-gedanken-zur-entwicklung-der-militaer-diplomatischen-beziehungen-der-nva.

[27] Of overeenkomstige marinerangen.

[28] Richter, Der militärische Nachrichtendienst der Nationalen Volksarmee, 249, 250.

[29] Schröter. lezing.

[30] Idem.

[31] Idem.

[32] Ministerium für Nationale Verteidigung, Teilbestand Verwaltung Aufklärung, Aufgaben/Organisation, zie: argus.bstu.bundesarchiv.de/DVW1-21918.

[33]  Het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer uit 1961 verbood dit.

[34] Ministerium für Nationale Verteidigung, Teilbestand Verwaltung Aufklärung, Aufgaben/Organisation, zie: argus.bstu.bundesarchiv.de/DVW1-21918 ; Wegmann, ‘Die zentrale Organisation’, 282.

[35] Zöller, ‘DDR-Militärspionage’, 206.

[36] Zij hadden door hun civiele dekmantel meer mogelijkheden voor het inlichtingenwerk dan de militair attachés.

[37] Zölller, ‘DDR-Militärspionage’, 206.

[38] Wegmann, ‘Die zentrale Organisation’, 281.

[39] Wegmann, ‘Die zentrale Organisation’, 281.

[40] Idem.

[41] Gregori werd in 1982 vanwege verduistering van deviezen gedegradeerd en ontheven uit al zijn functies.

[42] Wegmann, ‘Die zentrale Organisation’, 282.

[43] Anke Burkhardt, Militär- und Polizeihochschulen in der DDR. Wissenschaftliche Dokumentation (Wittenberg, Institut für Hochschulforschung an der Martin-Luther-Universität Halle-Wittenberg, 2000) 60.

[44] Wegmann, ‘Die zentrale Organisation’, 283

[45] Jens Gieseke, Der Mielke-Konzern. Die Geschichte der Stasi 1945-1990 (München, Deutsche Verlags-Anstalt, 2006) 72, 115.

[46] Richter, Der militärische Nachrichtendienst der Nationalen Volksarmee, 266.

[47] Idem, 265, 266.

[48] NVA-kolonel b.d. Bernd Biedermann vertelde dit in een radiouitzending van de Südwestrundfunk in 2018. Zie: https://www.swr.de/swr2/programm/download-swr-9954.pdf 18 januari 2018. Biedermann was assistent-militair attaché in China en militair attaché in België en Luxemburg.

[49] Ministerium für Nationale Verteidigung, Teilbestand Verwaltung Aufklärung, Aufgaben/Organisation, zie: argus.bstu.bundesarchiv.de/DVW1-21918; Richter, Der militärische Nachrichtendienst der Nationalen Volksarmee, 281.

[50] Richter, Der militärische Nachrichtendienst der Nationalen Volksarmee, 282.

[51] Biedermann, Vom Kanonier zum Militärattaché der DDR, 254, 261.

[52] Toen de militair attachés van de DDR in 1974 geïntegreerd werden in de Verwaltung Aufklärung van de NVA, waren er 22 attachés in het buitenland geaccrediteerd. Begin 1988 beschikte het Bereich Aufklärung over 249 posten, verdeeld over 43 landen. Ongeveer tweederde hiervan was (assistent) militair attaché.

[53] Schröter. lezing.

[54] Hans Rudolf Fuhrer, ‘Die Schweiz und Österreich im Fadenkreuz des militärischen Nachrichtendienstes der DDR?’, in: Die sicherheitspolitische Entwicklung in Osterreich und der Schweiz 16 (maart 1999). Zie: https://www.bundesheer.at/wissen-forschung/publikationen/beitrag.php?id=229.

[55] Gieseke, Der Mielke-Konzern, 218.

[56] Fuhrer, ‘Die Schweiz und Österreich im Fadenkreuz’.

[57] Richter, Der militärische Nachrichtendienst der Nationalen Volksarmee, 236.

[58] 15.329 van de 15.779 archiefbestanden werden vernietigd. In het Bundesarchiv in Freiburg liggen evenwel nog over een lengte van 220 meter 2800 archiefinventarissen van de Verwaltung Aufklärung. Vanwege de veelzijdige inhoud is dit archief beperkt ontsloten, hoewel volgens het Bundesarchiv een beoordeling van de inhoud mogelijk is. Of hierin zich ook nog rapporten van militair attachés bevinden is onbekend.

Over de auteur(s)

Drs. A.J. Vinke

Drs. A.J. Vinke is luitenant-kolonel b.d. van de Koninklijke Luchtmacht.