Op 11 november 1918 kwam met de capitulatie van Duitsland in Compiègne een einde aan de Eerste Wereldoorlog.[1] Een oorlog waaraan Nederland niet heeft deelgenomen. We bleven neutraal. Wel werd onze krijgsmacht vier jaar lang gemobiliseerd en zorgde een zeeblokkade en talrijke reis- en handelsbeperkingen voor een sterke neergang in de Nederlandse economie. Dat betekende in die tijd voor veel Nederlanders nog echte armoede. Massale werkloosheid, armenhuizen, distributiebonnen, voedselrellen en gezinnen met honger. Maar een bekend Nederlands gezegde luidt: ieder nadeel heeft een voordeel. De vraag is dan gerechtvaardigd wat dit conflict ons land aan de positieve kant heeft opgeleverd? Ik denk dan vooral – maar niet uitsluitend – aan drie dingen.

Natuurlijk in de eerste plaats veel geld voor een obligatie groep zwarthandelaren en smokkelaars die rijk werden door misbruik te maken van de schaarste. De basis voor menig Nederlands familiefortuin is in die jaren gelegd. In de tweede plaats kregen we in 1918 een echte keizer cadeau van onze oosterburen. Toch een gift van formaat. Het derde en naar mijn mening meest waardevolle geschenk van de 1e Wereldoorlog aan ons land, is het ontluikende schrijverschap van Frank van Waes. Een pseudoniem. Mocht u nog nooit van Frank van Waes hebben gehoord, dan kent u hem misschien onder zijn echte naam: Adrianus Michiel (A.M.) de Jong.

Je zou A.M. de Jong met enige fantasie kunnen zien als een van de eerste columnisten die met maatschappelijke betrokkenheid, humor en soms enig cynisme, schreef over de krijgsmacht. Wie mijn columns regelmatig leest, zal snappen dat mij dat aansprak. Toen ik op 14-jarige leeftijd bij toeval in de boekenkast van mijn vader De Jongs bespiegelingen over de mobilisatietijd vond, wist ik dat er bij de krijgsmacht altijd wat te lachen en ook wat te verbeteren was. De meesten van u zullen A.M. de Jong vooral van school kennen als de schrijver van Merijntje Gijzen. Of van de veelgeprezen jeugdboeken over Bulletje en Bonestaak. Titels waarmee hij voorkomt in de meeste Nederlandse literatuurlijsten. Maar de beste verhalen voor onze doelgroep schreef De Jong tijdens en over de mobilisatieperiode. Nu was er in die tijd als gevolg van jarenlange bezuinigingen veel mis met de krijgsmacht. Bureaucratie, gebrekkige uitrusting, weinig vertrouwen in de legerleiding, gebrek aan fysieke en sociale veiligheid en slechte arbeidsvoorwaarden. Zaken die tegenwoordig natuurlijk ondenkbaar zijn.

De Jong was in 1908 vrijgeloot van de dienstplicht, maar moest in 1917 door een wetswijziging alsnog opkomen. Hij zag van binnenuit veel zaken die niet deugden. Onder de kop Notities van een Landstormman schreef hij korte puntige columns over alle onzin die hem daarbij in de kazerne overkwam of opviel. Hij bediende zich daarbij vooral van humor als wapen. Deze columns werden gepubliceerd in dagblad Het Volk. Van Waes gebruikte een pseudoniem, omdat hij vermoedde dat zijn columns niet op veel applaus van de legerleiding zouden kunnen rekenen. Generaals met gevoel voor humor en relativeringsvermogen waren 100 jaar geleden waarschijnlijk een nietalledaagse combinatie. Ik laat het aan de lezer over te beoordelen hoe dat nu is.

De Jongs inschatting bleek juist te zijn, want al snel zette de legerleiding een verbeten klopjacht in naar de identiteit van de schrijver. Zijn verhalen werden door de generaals krijgstuchtondermijnend genoemd, maar waren desondanks (of juist dankzij) zeer populair. In die tijd had, door de mobilisatie, vrijwel elke Nederlandse familie wel een directe link met de krijgsmacht. Daardoor was de belangstelling in de maatschappij voor wat zich daar achter de kazernemuren voltrok, aanzienlijk groter was dan heden ten dage. Uiteindelijk wist de legerleiding na een half jaar zijn identiteit te achterhalen.

De Jong, die de lerarenopleiding had doorlopen, was inmiddels tegen zijn zin aangewezen om officier te worden en volgde de reserveofficiersopleiding in Harderwijk. Hij werd als straf uit de opleiding gezet. Men had namelijk in Den Haag bepaald dat zo’n subversief element beter geen officier kon worden. Hij was op dat moment sergeant en zou na de mobilisatie met die rang de krijgsmacht verlaten. Pesten zouden we dat nu noemen, of isoleren van een klokkenluider. Dat doen we nu natuurlijk niet meer. Echt gevangen gezet en gemarteld werd hij niet, want wat hij schreef was waar en het verbod op humor bleek nergens te vinden in de Wetboek van Militair Strafrecht.

In 1928 publiceerde De Jong een kloeke roman, waarin hij zijn ervaringen tijdens de mobilisatie op schrift zette. Dit boek, Frank van Wezels roemruchte jaren, werd een groot succes en is ook vandaag de dag nog (digitaal) verkrijgbaar bij de boekenverkoper. Graag wil ik de jongere collega’s aansporen om dat boek eens te lezen. Downloaden als e-book kost maar € 4,99. Je kunt het natuurlijk ook bij de bibliotheek gaan halen. Het boek laat zich ook nu nog prima lezen en is gegarandeerd goed voor vele uren leesplezier. Want laten we heel eerlijk zijn: bij de meeste andere bespiegelingen in dit themanummer valt er waarschijnlijk weinig te lachen.

Want de meeste geschriften over de Eerste Wereldoorlog stemmen de lezer vooral verdrietig over de onvoorstelbare verspilling van mensenlevens, die een hele generatie in Europa heeft weggevaagd. Daarbij speelden hoofd- en opperofficieren aan beide kanten een kwalijke rol. Zij bleven, ondanks gebrek aan succes, jarenlang en met grote staftechnische deskundigheid, de stompzinnige aanvalsplannen produceren waardoor miljoenen jonge mannen (aangevoerd door subalterne officieren en onderofficieren) de dood in werden gejaagd. Ze werden opgeofferd voor een terreinwist van honderd modderige meters, en sneuvelden met duizenden op één dag; aan stukken geschoten door artillerie en neergemaaid door mitrailleurs. Maand in maand uit, jaar in jaar uit. Daar kun je met humor weinig mee.[2] Door onze neutraliteit is dat massale sneuvelen Nederland bespaard gebleven. Misschien is dat de grootste winst voor Nederland van de Wereldoorlog?

Van de kritische observaties van A.M. de Jong is uiteindelijk alleen hijzelf slachtoffer geworden. Hij betaalde 25 jaar na de Eerste Wereldoorlog de hoogste prijs die een schrijver kan betalen. In de Tweede Wereldoorlog werd De Jong namelijk vanwege zijn geschriften en opvattingen door de Duitsers gevangengenomen en in 1943 door Nederlandse SS’ers, die het minder nauw met de juridische regels namen, vermoord. Let’s not forget!

 

[1] Tot 1940 werd de Eerste Wereldoorlog om begrijpelijke redenen aangeduid als de Wereldoorlog of de Grote Oorlog.

[2] Het vierde seizoen van de Britse televisieserie Blackadder is de uitzondering.

Over de auteur(s)