In maart 1938, 80 jaar geleden, escaleerde het joodse vluchtelingenprobleem in Europa. Hitler lijfde Oostenrijk in bij zijn Derde Rijk (de Anschluss) en dat ging gepaard met een golf van bruut antisemitisch geweld. Tweehonderdduizend Oostenrijkse joden verloren hun staatsburgerschap en voegden zich bij de stroom joden die uit Duitsland probeerde te ontkomen. De ‘migranten’ bonsden in heel West-Europa op de poorten. Wie ging ze binnenlaten?

De Amerikaanse president Franklin Roosevelt verzocht 32 landen aan te schuiven bij een conferentie over het vluchtelingenprobleem in het elegante kuuroord Evian-les-Bains aan het Meer van Genève. Het woord ‘jood’ kwam niet voor in Roosevelts uitnodiging en de naam Hitler ook niet; de conferentie was nadrukkelijk níet bedoeld om Duitsland, een belangrijke handelspartner voor Europese landen, te veroordelen om zijn jodenvervolging. De joodse vluchtelingen zouden in Evian besproken worden als een op zichzelf staand humanitair probleem, ontdaan van context; een beetje alsof het slachtoffers van door droogte mislukte oogsten of een aardbeving waren.

Het VN-vluchtelingenverdrag dat definieert wat een ‘vluchteling’ is, zou pas twaalf jaar later het licht zien. In 1938 bepaalden landen zelf nog hoe ze vluchtelingen noemden en wat ze ermee deden. Standaardbeleid was om joden uit Duitsland en Oostenrijk te behandelen als gewone immigranten, met als gevolg dat ze niet toegelaten konden worden omdat ze niet aan de inkomenseisen van de emigratielanden konden voldoen. Bij het aantreden van Hitler als Rijkskanselier in 1933 mochten de ‘emigranten’ nog 75 procent van de waarde van hun bezittingen uit nazi-Duitsland meenemen. Dat bedrag daalde daarna gestaag. Op het moment dat Roosevelt de conferentie bijeenriep stond het op 10 Reichsmark per jood, maar de emigratielanden voelden zich niet geroepen hun toelatingsvoorwaarden te versoepelen.

Dit jaar kunnen we de Conferentie van Evian herdenken als één van de treurniswekkendste bijeenkomsten over vluchtelingen ooit. De ene na de andere regeringsvertegenwoordiger sprak gloedvol over het verschrikkelijke lot van de joden, om vervolgens de redenen op te sommen waarom zijn land helaas niet in de positie was om hulp te bieden. Frankrijk zat vol. België ook. Denemarken en Nederland hadden al te veel werklozen. Zweden vond dat een oplossing gezocht moest worden ‘in de regio’. Ierland was te arm. Het Verenigd Koninkrijk vond dat ‘wij’ niet ‘hún’ vluchtelingenprobleem moesten gaan zitten oplossen. Nieuw-Zeeland wees op de aanzuigende werking van vluchtelingenhulp: een paar miljoen joden in Oost-Europa zouden op het idee kunnen komen om óók naar het Westen te vluchten. Canada zat ook vol, maar had voor de joden wel advies: neem een periode van ‘nederigheid en gebed’ in acht om na te denken over de vraag ‘waarom joden overal zo impopulair zijn’. Als ze hun ‘slechte gewoontes’ zouden afzweren, zouden ze in Canada net zo welkom zijn als ‘onze Scandinavische vrienden’. Ook buiten Duitsland tierde het antisemitisme welig.

Chaim Weizman, die in 1949 de eerste president van Israël zou worden, was er in Evian als waarnemer bij. Hij schreef later: ‘De wereld leek in tweeën verdeeld: plaatsen waar Joden niet konden blijven en plaatsen waar ze niet heenmochten’. Time Magazine schreef bij de sluiting van de bijeenkomst: ‘Als dit ‘Joden te hulp komen’ is, wat zullen deze landen dan doen als ze van plan zijn joden in de steek te laten?’ De Duitse nazi-krant Völkischer Beobachter schreef eigenlijk hetzelfde. De krant kopte, triomfantelijk: ‘Niemand Wil Ze Hebben’.

Op 15 juli 1938 werd de Conferentie van Evian afgesloten. De notulen lezen alsof ze vandaag geschreven zijn.

Over de auteur(s)

Linda Polman

Linda Polman is schrijfster en onderzoeksjournalist.