Wervingsadvertenties, spotjes op radio en televisie, posters op Defensielocaties, overal kom je de huidige oneliner van Defensie tegen: ‘Defensie beschermt wat ons dierbaar is’. Klinkt op het eerste gezicht goed. Mooi dat er een organisatie is die beschermt wat ons dierbaar is. Maar wat is ons  dan eigenlijk dierbaar?

Wie recente beleidsdocumenten zoals de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) of de Defensienota erop naslaat komt niet veel verder. In de GBVS komt het begrip ‘dierbaar’ niet voor. Wel geeft deze nota aan waarvoor Nederland staat in de wereld: het verdedigen van ons belang als handelsnatie bij een veilige wereld en de invloed die wij daarop willen uitoefenen. In de Defensienota treffen we de oneliner wel aan, maar dan alleen met een verwijzing naar de drie hoofdtaken van Defensie zoals die voortkomen uit de Grondwet. Ook dit helpt ons niet veel verder. Biedt de website van Defensie ons dan uitkomst? Ten dele. Het begrip krijgt hier een meer idealistische duiding: Defensie strijdt voor een wereld waarin mensen in vrijheid en veiligheid kunnen leven, aangezien onze vrijheid begint bij die van een ander.

Kortom, er is geen eenduidig beeld: gaat het bij het begrip ‘dierbaar’ nu om Nederlandse (handels)belangen, of om het strijden voor westerse waarden als vrijheid, of om allebei?

Als de politiek al verdeeld is over de betekenis van de term ‘dierbaar’, hoe zit het dan met ‘de burger’? Denkt die er hetzelfde over? En wat zijn daarvan de implicaties voor Defensie? Het Sociaal Cultureel Planbureau doet eens per kwartaal verslag van zijn ‘Continu onderzoek burgerperspectieven’.[1] Daaruit blijkt steeds dat de Nederlandse bevolking zich vooral zorgen maakt over immigratie/integratie, zorg, onderwijs en inkomensverschillen. Vrijwel niemand maakt zich druk om de positie van Nederland in de wereld of om onze vrijheden.

En hoe zit het met de Nederlandse kiezer, die via de keuze voor volksvertegenwoordigers het beleid kan beïnvloeden? In zijn recente afscheidsrede als hoogleraar empirische politicologie aan de Universiteit Leiden concludeerde Rudy Andeweg op basis van langlopend onderzoek onder kiezers en Tweede Kamerleden dat door de toegenomen globalisering een tweede ideologische dimensie is ontstaan, naast de bestaande sociaaleconomische dimensie.[2] Het gaat om een culturele dimensie, met de winnaars van de globalisering (die vooral kosmopolitisch zijn) aan de ene kant en de verliezers (die vooral nationalistisch zijn) aan de andere kant. Een grote groep kiezers (minimaal een derde tot maximaal twee derde) is sociaaleconomisch links en cultureel rechts. Kiezers uit deze categorie willen de verworvenheden van onze verzorgingsstaat behouden en de immigratie naar ons land beperken. Het elders brengen van vrijheid of anderszins uitdragen van westerse waarden heeft bij hen zeker geen prioriteit.

Deze conclusie sluit goed aan bij de uitkomsten van het SCP onderzoek. Interessant is overigens dat op dit moment geen enkele politieke partij in Nederland deze combinatie van standpunten, die in theorie goed is voor minimaal 50 zetels, aanbiedt. Lukt het een bestaande partij om deze kloof te overbruggen? Of komt er een nieuwe partij die in dit gat springt? Dat zou dan tot een behoorlijke aardverschuiving in het Nederlandse politieke landschap leiden. Bij zoveel verdeeldheid in zowel politiek als samenleving is het geen wonder dat de rol van de krijgsmacht niet helder is en voortdurend ter discussie staat.

Diverse wetenschappers hebben recent aandacht gevraagd voor wat zij zien als een afnemend belang van waarden in de westerse samenleving. De Vlaamse politicoloog Jonathan Holslag stelt in het kader van het Belgische debat over de vervanging van de gevechtsvliegtuigen dat de belangrijkste bedreiging voor onze westerse waarden van binnenuit komt. Een combinatie van individualisme en materialisme heeft in zijn ogen geleid tot zelfgenoegzaamheid en gemakzucht van de bevolking en heeft daarmee de samenleving die door waarden wordt gedreven, verdrongen.

‘Hebben’ is in de plaats gekomen van ‘zijn’. In zijn ogen bouw je geen sterke Defensie rond een verzwakte samenleving. Hij pleit voor het opnemen van actief burgerschap en deugd als kern van elke veiligheidsstrategie.[3] De recente oratie van Theo Brinkel bij zijn aantreden als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden sluit hierbij aan. Hij pleit ervoor beleid in sterkere mate te baseren op waarden; alleen dan kunnen we in zijn ogen de morele kracht opbrengen om de lasten van onze eigen verdediging te dragen. En alleen dan kunnen we militairen op pad sturen om die waarden elders te verdedigen.[4]

Wat betekent het bovenstaande voor Defensie? Om met de stelling van Andeweg te beginnen: stel dat er een politieke partij komt die de grote groep kiezers die sociaaleconomisch links en cultureel rechts is aan zich weet te binden, wat betekent dat dan voor het Defensiebeleid? Kijken we naar het huidige politieke landschap, dan zien we dat partijen die sociaaleconomisch links zijn, zoals de SP, of cultureel rechts, zoals de PVV, niet bepaald voorstander van een sterke Defensie zijn. Gekoppeld aan de stelling van Holslag doemt een toekomstbeeld op van een Defensie die vooral wordt ingezet om de grenzen van het Nederlandse grondgebied te bewaken, om daarmee te voorkomen dat de verworvenheden van onze moderne consumptiemaatschappij teniet worden gedaan.

Als uitvoeringsorganisatie dient Defensie simpelweg de wil van onze gekozen vertegenwoordigers uit te voeren. Staan wij als organisatie echter werkelijk achter onze eigen uitleg van het begrip ‘dierbaar’ (het strijden voor een wereld waarin mensen in vrijheid en veiligheid kunnen leven), dan moeten we ons hier de komende tijd sterker over uitspreken. We moeten de dialoog over de betekenis van dit begrip (welke waarden en belangen willen we beschermen) en de consequenties daarvan (wat hebben we hiervoor over?) met zowel politiek als samenleving aangaan.

Zowel Holslag als Brinkel geven ons hier aanknopingspunten voor: het gaat om een sterkere positie van waarden in het beleid, het investeren in onderwijs en het stimuleren van actief burgerschap. Het kabinetsvoornemen om een maatschappelijke dienstplicht in te voeren past hier goed bij. Deze kan immers actief burgerschap en gemeenschapszin stimuleren. Of zouden we zelfs na moeten denken over een herinvoering van de opkomstplicht?

 

[1] Zie: https://www.scp.nl/publicaties/terugkerende_monitors_en_reeksen/continu_onderzoek_burgerperspectieven.

[2] R.B. Andeweg, ‘Kiezers, Kamerleden en “de Kloof”’’. Rede ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar empirische politicologie aan de Universiteit Leiden, uitgesproken op vrijdag 18 mei 2018.

[3] J. Holslag, Opinie ‘Ik gruw van oorlog maar gruw nog meer van de gedachte hem te verliezen’, http://m.knack.be/nieuws/belgie/ik-gruw-van-oorlog-maar-gruw-nog-meer-van-de-gedachte-hem-te-verliezen/article-opinion-1145911.html.

[4] T. Brinkel, ‘Moraliteit, beleid en weerbaarheid. Een verkenningsmissie’. Oratie ter gelegenheid van zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden, uitgesproken op 15 januari 2018.

Over de auteur(s)