De regering wil de handen uit de mouwen steken. Onder het motto 'doen is het nieuwe denken' zien we dit terug in de nieuwe Defensienota en samenhangende beleidsstukken. Of dit ook beter beleid oplevert valt nog te bezien. In de Militaire Spectator is het afgelopen jaar verschillende keren een trend gesignaleerd van toenemend strategisch analfabetisme. Kort en goed houdt een strategie in dat je eerst nadenkt over wat je wilt bereiken, welk probleem je wilt oplossen en hoe je dit het beste kunt doen. Het is de vraag of de stijl ‘geen woorden maar daden’ geschikt is voor het vinden van de juiste lange lijnen naar de toekomstige krijgsmacht, want een beroep op goed verstand en visie is onontbeerlijk. 

In het verleden werden aanpassingen van de krijgsmacht onderbouwd met doorwrochte studies zoals de Verkenningen uit 2010.[1] Deze staat in schril contrast met de huidige Defensienota[2] die weinig meer om het lijf heeft dan een folder die je uitdeelt op het stationsplein. De nota die de Nederlandse bevolking informeert over een beleidsintensivering van anderhalf miljard euro, is mogelijk slechts de top van een ijsberg aan studies. Is dit ook zo? Laten we enkele onderwerpen nader beschouwen.

In de Defensienota staat op pagina 14 dat de vloot vervangen wordt. Goed nieuws voor de marine maar hoe de vloot er uit moet gaan zien, is een andere vraag. Wordt ze simpelweg vervangen of stellen actuele dreigingen andere eisen? Diepgaande beschouwingen of verwijzingen naar studies over de toekomstige vloot ontbreken. In 2016 werd in een beleidsdoorlichting[3] geconstateerd dat één van de drie uitgangspunten van de Marinestudie 2005 achterhaald is. Toch heeft de regering geen nieuwe Marinestudie of update opgesteld. Recent zijn weliswaar behoefstellingsbrieven naar de Tweede Kamer gestuurd, maar de samenhang tussen de stukken bestaat, in de woorden van Pechtold, uit ‘weinig meer dan een nietje’. Gemiste kansen dus waarop Defensie snoeihard kan worden afgerekend. Zonder overkoepelende visie is het lastig oplossingen te vinden voor tegenvallers, bijvoorbeeld als daadwerkelijke kosten straks hoger blijken te zijn en ingrijpende keuzes noodzakelijk zijn.   

In het hoofdstuk ‘Wat we gaan doen’ staan de mens en een zo veilig mogelijke werkomgeving centraal. Het bijhorende plan van aanpak[4] ziet er lekker glossy uit. Maar overtuigt het de militaire professional? Het plan bestaat vooral uit lange lijsten met maatregelen. De gebiedende toon kan beschuldigend overkomen, ook al is dit wellicht niet de bedoeling. De nieuwe directie voor veiligheid zal ongetwijfeld veel regels en procedures gaan opstellen: veel te doen dus, maar wordt de krijgsmacht er ook veiliger door?  Deze analyse ontbreekt. De Onderzoeksraad voor Veiligheid en het Sociaal en Cultureel Planbureau hebben hiervoor uitgebreide analyses opgesteld, maar daar lees je niet veel over. Wél bevat het plan van aanpak veel voornemens die de vraag oproepen of ze niet al in een of ander voorschrift staan en waarom de voorschriften in het verleden niet en nu opeens wel zouden werken? Een plan van aanpak hoeft geen uitgebreide analyse te bevatten, maar die helpt wel bij het overtuigen van de professional.

Min of meer gelijktijdig met de Defensienota bracht de regering de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS)[5] uit. De strategie is dikker, maar niet minder glossy. Ook hier ontbreken diepgang, analyse en visie. Met een creatief en veelvuldig gebruik van het woord ‘verbinden’ rijgen de auteurs mooie woorden als flow- en human security aaneen tot schijnbaar samenhangend beleid. Toch is de inhoud vaak dun. Zo komt bijvoorbeeld de bestaande maatschappelijke onrust voor het voetlicht, maar blijft onduidelijk wat hiermee wordt bedoeld. Waarschijnlijk doelt de strategie op de nodige vermaatschappelijking van het veiligheidsbeleid. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft dit recent in een studie[6] degelijk uitgewerkt. De in de GBVS genoemde maatschappelijke onrust roept echter vooral vragen op en sluit niet aan op de door de WRR bedoelde sterkere verwevenheid van interne en externe veiligheid of het voeren van een debat over het sociaal contract tussen staat en samenleving.  

Ten slotte zien we ook in de wereld van de managementrapportages een verschuiving van inhoud naar dashboarden en apps waarin we kennelijk nauwelijks meer geïnteresseerd zijn in wat er onder de motorkap gebeurt. In plaats van inhoudelijke analyses proberen we verantwoording af te leggen door middel van stoplichten en uniforme prestatie-indicatoren. Een dergelijke simplificering van de complexe werkelijkheid leidt tot vervlakking en onbegrip. Misverstanden worden versterkt door de onbalans tussen de grote bestuursstaf en uitvoerende defensieonderdelen. Dit belemmert het vinden van de balans in het complexe spanningsveld tussen ambities en middelen. Een doe-gericht beleid werkt dan dadendrang in de hand en zal bureaupolitieke strijd versterken. Het logische gevolg is dat, ondanks herhaalde kritiek van de Rekenkamer, het niet lukt de kwaliteit van onze management-informatie te verbeteren en het vermogen om oplossingen te vinden verlamt.

Inhoudelijke analyses worden binnen de overheid wel degelijk gemaakt. Een aantal rapporten kwam al aan bod en het recente rapport van de Rekenkamer over de inzet in Mali[7] is ook een prima voorbeeld van een inhoudelijke, goede analyse. Het probleem van dergelijke analyses is echter dat ze van buitenaf komen en ons bij Defensie in de verdediging drukken. Vreemd eigenlijk. Defensie beschikt over zeer betrokken en intelligent personeel dat, zoals blijkt uit de kopij die wij als redactie iedere maand mogen ontvangen, goede analyses opstelt. Toch lijkt de CDS het personeel eerder tot daden dan tot denken aan te sporen. Mogelijk bestaat de angst dat denken vooral verzandt in discussies en besluiteloosheid. In de Haagse wereld lijkt dat misschien zo, maar als het al waar is, wat is dan de oorzaak van de besluiteloosheid? Is die niet juist een gebrek aan inzicht en begrip? Weldenkende mensen zullen doorgaans een compromis weten te bereiken.

Een andere veelgenoemde oorzaak is overbodige regelgeving. De huidige regels stammen uit een tijdperk van bezuinigingen en staan groei in de weg, zo luidt het devies. Klopt dit wel? Of is de werkelijke oorzaak het onnadenkend en star toepassen van de regels. Vanzelfsprekend is een oproep tot actie goed maar 'doen' mag niet ten koste gaan van 'denken'. Oplossingen voor complexe problemen verkrijg je niet met ondoordachte daden en bureaustrijd, maar met analyse, debat en ruimte voor redelijkheid. Als we het denken gaan outsourcen en we verworden tot een doe-organisatie, dan zal Defensie steeds meer een speelbal van de externe omgeving worden. Ze zal niet meer in staat zijn richting te geven aan de eigen toekomst.  

  In 2020 komt er een nieuwe Defensienota. De contouren worden spoedig geschetst. Is het niet de hoogste tijd om goed na te gaan denken welke lange lijnen we gaan opschrijven? DOEN!

 

[1] Ministerie van Defensie Eindrapport Verkenningen 2010. Houvast voor de Krijgsmacht van de toekomst (Den Haag, mei 2010).

[2] Ministerie van Defensie, Defensienota 2018 - Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid (Den Haag, maart 2018).

[3] Ministerie van Defensie, Beleidsdoorlichting Marinestudie 2005 - wijziging samenstelling Koninklijke marine (Den Haag, 2016).

[4] Ministerie van Defensie, Een veilige defensieorganisatie - plan van aanpak ter verbetering van de veiligheid binnen Defensie (Den Haag, maart 2018).

[5] Ministerie van Buitenlandse Zaken, GeÏntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) met bijlagen (Den Haag, mei 2018).

[6] WRR, Veiligheid in een wereld van verbindingen - een strategeische visie op het defensiebeleid (Den Haag, april 2017).

[7] Algemene Rekenkamer, Inzet Nederlandse krijgsmacht voor VN-missie in Mali (Den Haag, juni 2018).

Over de auteur(s)