‘We kregen halverwege de bijeenkomst een toneelstuk te zien, maar ik kreeg al snel het gevoel dat we daar in zijn blijven steken.’ Met die woorden vatte een toehoorder de bijeenkomst ‘Dekolonisatie of rekolonisatie?’ samen. De tussentijdse update op 13 september van het vierjarige onderzoek naar de gebeurtenissen in Indonesië tussen najaar 1945 en begin 1950 was af en toe rumoerig en leverde vooral dilemma’s op.

Door Anke Hoets

Foto’s Marcel Israel

De bijeenkomst in het Amsterdamse Pakhuis De Zwijger was georganiseerd door de drie instellingen die het onderzoek ‘Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’ uitvoeren: NIOD, NIMH en KITLV. Het programma was ambitieus: zes onderdelen werden in iets meer dan twee uur afgewerkt. Er was een gesprek met drie kleinkinderen van Nederlandse en Indonesische tijdgenoten, er was een column van criticaster Jeffry Pondaag van het Comité Nederlandse Ereschulden, er werden scènes gespeeld uit Westerling, een broederstrijd en er was een paneldiscussie met onder meer advocate Liesbeth Zegveld, bekend van de rechtszaken tegen de Nederlandse Staat namens slachtoffers in Indonesië. De vragenmomenten werden veelal beheerst door activisten die slechts oog hadden voor de eigen boodschap, namelijk dat Nederlanders zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden en dat de kwestie en avond worden overheerst door ‘witte historici, witte rechters, witte panelleden en witte toeschouwers.’ En dat is juist niet wat de onderzoekers zeggen na te streven.

Autonomie onderzoek

Directeur Frank van Vree van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies beet het spits af. Hij besprak de stand van zaken. ‘Er is nog niet veel te melden’, zo erkende hij. Inmiddels zijn alle deelprojecten op één na gestart en zijn vijfentwintig Nederlandse onderzoekers uitgewaaierd over archieven en bibliotheken in binnen- en buitenland. Ook in Indonesië zijn vijftien historici bezig. Met hen zijn afspraken gemaakt over de te onderzoeken onderwerpen en regio’s en over gezamenlijke bundels op een later tijdstip. Van Vree benadrukte dat het Indonesische project volstrekt autonoom is: ‘De politieke, maatschappelijke en academische context waarin ze werken vereist dat ze in volledige vrijheid kunnen opereren. We gaan nu dan ook niet spreken voor onze Indonesische collega’s.’

Frank van Vree

Frank van Vree spreekt over het 'multiperspectivistisch' onderzoek. Foto Marcel Israel

‘Autonoom is ook het Nederlandse onderzoek’, zei Van Vree, vooruitlopend op een kritische vraag uit het publiek hoe onafhankelijk een onderzoek is dat door onder meer het NIMH (ministerie van Defensie) wordt gedaan. ‘Er is maar één partij met wie wij niet praten: de regering. Die subsidieert, maar heeft geen enkele zeggenschap over het onderzoek.’ Jeffry Pondaag trekt dit juist in twijfel. In een open brief schreef hij eerder dat de instituten wel erg goed kunnen leven met de onderzoeksvoorwaarden die de regering heeft gesteld. ‘Wij vrezen dat de studie op deze manier niet onafhankelijk kán zijn.’

De NIOD-directeur ging ook uitgebreid in op andere kritiekpunten die volgens hem al hebben geleid tot nieuwe inzichten. Kanttekeningen uit Nederlandse, Indonesische en Indisch-Nederlandse hoek hadden genoopt tot een aantal studiemiddagen over volkenrechtelijke en juridische vragen. Belangrijk punt van discussie blijft het begin van de Indonesische onafhankelijkheid. Was dat de onafhankelijkheidsverklaring op 17 augustus 1945 of de officiële soevereiniteitsoverdracht door Nederland op 27 december 1949? ‘Dat is geen onschuldig verschil van inzicht, maar heeft grote implicaties. Zo is de term politionele acties een uitdrukking van een zuiver koloniale visie alsof het ging om een oproer die de kop moest worden ingedrukt’, aldus Van Vree. Anderen zien de terugkeer van de Nederlanders na de Japanse bezetting als een heroveringoorlog of rekolonisatie. Of de onderzoekers er al uit zijn, bleef onduidelijk. Wel heeft het herdefiniëren van terminologie ertoe geleid dat het deelonderzoek ‘Bersiap’ een nieuwe titel heeft gekregen: ‘Geweld, Bersiap, Berdaulat. Transitie 1945-1946’.

Het spreken met iedereen en het mee laten tellen van verschillende inzichten is de leidraad voor het onderzoek. Van Vree: ‘Ons doel is een afgewogen en multi-perspectivistische geschiedschrijving. We willen verschillende perspectieven laten spreken en daarbij onze eigen blik aan een nadere inspectie onderwerpen. Noem het een noodzakelijke dekolonisering van de geschiedenis.’

Niet ontkennen

Eén van die visies kwam van de Indonesische historicus en publicist Bonnie Triyana. In zijn lezing Friends and foes of Indonesia: From Multatuli to Poncke Princen ging hij uitgebreid in op de positieve invloed van twee Nederlanders op de geschiedenis van zijn land. Zo weerlegde hij in eigen land met feiten de kritiek van journalisten en demonstranten op het vernoemen van het nieuwe anti-kolonialismemuseum in Rangkasbitung naar Multatuli – ‘a colonial oppressor’: ‘Multatuli streed niet tegen het kolonialisme, maar tegen het onrecht binnen het koloniale systeem. Met zijn boek heeft hij tal van Indonesische historici geïnspireerd.’ Ook Poncke Princen was volgens hem een voorbeeld voor de strijd voor de rechten van de mens. Triyana erkende dat die mensenrechten en de geschiedschrijving na de oorlog ook in zijn land niet altijd werden gerespecteerd.

Bonnie Triyana

Bonnie Triyana licht de rol toe die Poncke Princen en Multatuli gespeeld hebben in de geschiedenis van zijn land. Foto Marcel Israel

Zo bleven Indonesiërs met Chinese roots ‘the others’, zelfs al hadden sommigen van hen met hun leven betaald voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Nederland en Indonesië delen een geschiedenis en sommige onhebbelijkheden, zo leek Triyana te willen zeggen. Toch mogen we niet ontkennen dat Nederland dankzij het kolonialisme eeuwenlang heeft geprofiteerd van de Indonesiërs en voor veel onrecht heeft gezorgd: ‘Vierhonderd jaar VOC herdenken zoals in 2002 gebeurde, en vieren dat het de eerste multinational ter wereld was, dat mogen we onze kinderen niet leren’, benadrukte de historicus. Wat hem betreft spreken we niet over dekolonisatie, maar rekolonisatie. ‘Want wie dekoloniseerde wie? Nederland werd verdreven door de Japanners en Indonesië riep in augustus ’45 de onafhankelijkheid uit. Nederland heeft daarna geprobeerd het land te rekoloniseren.’

Anders omgaan met het verleden

Het woord was hierna aan de kleinkinderen van tijdgenoten, die op zoek zijn gegaan naar de waarheid van de jaren 1945-1950. Hun verhaal sluit nauw aan bij het deelonderzoek ‘Getuigen & tijdgenoten’, dat zowel in Nederland als Indonesië wordt gedaan. De drie leken hiaten in de officiële geschiedschrijving en hun leerstof op scholen te willen opvullen. Zoals Natasha Santoso, de kleindochter van een Javaanse aristrocrate, die tijdens de onafhankelijkheidsstrijd moest vluchten en zo haar maatschappelijke positie en bezittingen verloor. Documentairemaker en kleinzoon van KNIL-soldaten Jeftha Pattikawa noemde de lessen van toen relevant voor nu. ‘Mijn persoonlijke geschiedenis is verbonden aan het kolonialisme, racisme, segregatie en verzet. Maar wij leerden op school niets over de Molukken. Wel over WOII en Nederland in die tijd. De geschiedenis van mijn familie is veel breder dan dat.’

Hanneke Coolen-Costers ging ook spitten in de familiegeschiedenis, omdat er thuis niet over gesproken werd. Zij maakt nu op basis van zijn dagboeken een documentaire over haar opa, een Nederlandse oud-militair. Zij kreeg applaus voor de redenen van haar zoektocht: ‘Ik schat dat in Nederland zo’n twee miljoen mensen met deze jaren verbonden zijn. Het is een moeilijke periode geweest die het leven van mijn grootvader overhoop heeft gehaald. Dit verhaal kent veel soorten onrecht en iedereen heeft recht op zijn eigen gevoelens. Maar ik hoop dat Indonesiërs en Nederlanders elkaar gaan vinden en dat we het een plek kunnen geven. We kunnen de geschiedenis niet veranderen, maar wel hoe we ermee omgaan. Bovendien, als je je geschiedenis niet kent, dan is er ook geen toekomst.’

Indonesie Pakhuis De Zwijger

Drie kleinkinderen - v.l.n.r. Hanneke Coolen-Costers, Natasha Santoso en Jeftha Pattikawa - op zoek naar de geschiedenis van hun familie. Foto Marcel Israel

Oorlogsmisdaden

Het commentaar leverde direct een prangende vraag op uit de zaal: heeft haar grootvader oorlogsmisdaden gepleegd? Pattikawa en Coolen-Costers erkenden beiden dat hun grootvaders mensen hebben gedood. Maar Coolen-Costers wilde daar niet over oordelen en wees erop dat er geen simpele antwoorden zijn. ‘Ik denk dat we ons moeten afvragen wie verantwoordelijk was voor de situatie daar en dat we niet moeten oordelen over mensen die orders kregen en dag en nacht wakker moesten zijn.’ Gespreksleidster Stephanie Welvaart gaf er een positieve draai aan: ‘Het is goed dat we over oorlogsmisdaden spreken, het in de openheid gooien. Daar moeten we niet bang voor zijn.’

Toneelgroep DeltaDua

Toneelgroep DeltaDua speelt fragmenten uit Westerling, een broederstrijd. Foto Marcel Israel

De kritiek en de vragen getuigen van de monsterklus die de onderzoekers op zich hebben genomen. Want wordt álles in alle openheid onderzocht en gaat het onderzoek de definitieve geschiedschrijving opleveren van de jaren ’45-’50? De makers van toneelgroep DeltaDua beeldden uit dat de waarheid veel gezichten heeft. Hun toneelstuk beziet de onderzoeksjaren door de ogen van KNIL-soldaat Mozes die na afloop naar Nederland kwam, zijn broer Aaron die achterbleef om te strijden voor de onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken en de omstreden Nederlandse kapitein Raymond Westerling onder wie Mozes diende en die carte blanche kreeg om de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd neer te slaan. Historicus Anne van Mourik vertelde over haar ervaringen met het stuk. ‘Tijdens de première zinderde de zaal. Op verschillende momenten riepen toeschouwers steunbetuigingen aan Mozes, maar ook aan Aaron. De voorstelling maakte geen aanspraak op objectiviteit. Het liet meerdere perspectieven zien, zonder te claimen de waarheid in pacht te hebben... Indonesiërs, Molukkers, Nederlanders, maar ook andere Europeanen, Indo-Europeanen, Chinezen en andere bevolkingsgroepen deelden in het verleden elkaars geschiedenis. Maar er is geen gezamenlijke ervaring en ook geen gezamenlijke herinnering.’

Schone handen

Jeffrey Pondaag nam het stokje over van de acteurs, theatraal gekleed in het zwart-wit met Indonesisch hoofddeksel. Hij stak van wal in het Indonesisch waarbij de woorden racisme, illegaal, KNIL en Ambon door het betoog klonken. Vervolgens kwam hij met een voor iedereen helder statement: ‘Dit staatsonderzoek is om schone handen te krijgen. Het doet aan geschiedvervalsing. Het NIMH zit in de rechtbank tegenover ons (in de zaak van de weduwen tegen de Nederlandse Staat, red.)’, zo stelde hij wederom vraagtekens bij de onafhankelijkheid van de onderzoekers. Pondaag zocht in zijn betoog aandacht voor de illegitimiteit van de kolonisatie van Indonesië en het dodelijke geweld in de jaren ‘45’-’50. ‘Als Nederland zich hier niet voor schaamt, kleeft er bloed aan jullie rijkdom.’ Zijn medestander Francisca Pattipilohy verwoordde het in een videoboodschap als volgt: ‘Het onderzoek zal ervan uit moeten gaan dat Nederland de soevereiniteit van de Republik Indonesia erkent vanaf haar ontstaan op 17 augustus 1945. De oorlog door het Nederlandse leger tussen begin ’46 en einde 1949 is dan een agressieoorlog om de vroegere, onrechtmatig bezette kolonie te heroveren.’ De uitgangspunten van het onderzoek zijn, kortom, volgens de twee niet de juiste. Ook de deelonderzoeken raken volgens Pattipilohy niet aan de kern. Zo was het geweld in de laatste maanden van 1945 volgens Pattipilohy de schuld van de verdeel- en heerspolitiek van de Hollanders. ‘Voor de Indonesiër bestaat de Bersiap-periode niet. Na de onafhankelijkheidsverklaring werd een Indonesische regering ingesteld, er was geen sprake van een machtsvacuüm.’

Jeffry Pondaag

Jeffry Pondaag: ‘Dit staatsonderzoek is om schone handen te krijgen. Het doet aan geschiedvervalsing'. Foto Marcel Israel

Frank van Vree verweerde zich na afloop. ‘Er is geen onderzoeker die zal ontkennen dat het kolonialisme een op geweld en ongelijkheid gebaseerd systeem is. Ook zal het uitgangspunt van de Indonesische Republiek op 17 augustus niet worden ontkend.’ Pondaag pareerde daarop scherp: ‘Nederland heeft nooit officieel de onafhankelijkheid in augustus ’45 erkend. Zou het dat wel doen, dan zou dat betekenen dat het een soevereine staat heeft aangevallen. En dat is een oorlogsmisdaad.’ Het was de opmaat naar de paneldiscussie tussen de historici Marc van Berkel en Remco Raben, Martine Gosselink van het Rijksmuseum en advocate en hoogleraar Liesbeth Zegveld. Aan hen de vraag hoe de onderzoekers met de kritiek moeten omgaan. Onderzoeker Remco Raben: ‘Historisch is het niet moeilijk om 17 augustus te erkennen. Maar dat wil niet zeggen dat er daarna niets is gebeurd. En je kunt je afvragen of de juridische implicaties een verantwoordelijkheid zijn van historici.’

Voer voor historici

Zegveld haakte daarop in met een voor dit onderzoek duivels dilemma: ‘Een land ontstaat pas bij de erkenning door anderen. Dat was in 1949. Dan zitten we wel in een lacune, want Indonesië had al lang de onafhankelijkheid uitgeroepen. Welk wetboek gold in de jaren dat we aan het rekoloniseren waren? De Nederlandse rechtbank is uitgegaan van het Nederlandse rechtssysteem. Doe je dat niet, dan kom je in een juridisch vacuüm terecht.’ Ook voor de terminologie heeft dit gevolgen. ‘Wij gebruiken de term oorlogsmisdrijf nooit, omdat die term destijds niet bestond.’ De vraag of de historicus rekening houdt met de ontwikkelingen in de rechtszaal, bracht Raben in de problemen. ‘Wij nemen er notie van, maar we zijn niet het hondje van juridische kwesties.’ Zegveld afkeurend: ‘Een rechter is onderdeel van de rechtsstaat. Dat zijn we allemaal. Dus je moet niet doen alsof je een hondje bent van iets dat in de marge ook wat roept! Wie heeft hier eigenlijk de vonnissen gelezen? Er ligt een hele stapel vonnissen die voer zijn voor iedereen.’

Liesbeth Zegveld

Paneldiscussie met op de voorgrond Liesbeth Zegveld. Foto Marcel Israel

Niemand had het vermoedelijk verwacht, en de vraag ‘dekolonisatie of rekolonisatie?’ leverde dan ook geen eenduidig antwoord op. Dekolonisatie kreeg van geen enkel panellid de goedkeuring. Maar wat het dan wel was? Een toeschouwer uit het publiek pakte het semantisch aan: ‘Als je het woordenboek erbij neemt, dan staat er dat een kolonie een handelspost is. Maar Indië was gewoon bezet gebied. Honderden jaren lang. Dus waar praten we nou over?! Dekolonisatie, rekolonisatie? het is bezetting en herbezetting.’ Sommige aanwezigen konden zich daar goed in vinden.

Zoveel experts en wetenschappers, zoveel meningen. Zoveel disciplines, zoveel benaderingen. En vooral: zoveel mensen, zoveel geschiedenissen. Dat leek de conclusie van de avond. Van Vree: ‘We weten dat perspectieven soms keihard botsen, maar we willen ze allemaal zien en meekijken. Dan nog blijven er verantwoordelijkheden en daadwerkelijke slachtoffers. En hoewel we niet komen tot een waarheid van 100 procent, komen we wel tot een beter begrip van wat er is gebeurd in de periode 1945-1950.’

-----------------------------------------------

Liesbeth Zegveld keek tijdens de paneldiscussie kort terug op de standrechtelijke executies in Indonesië en de zaken die ze namens de weduwen van slachtoffers van het bloedbad in het dorpje Rawagade (1947) en in Zuid-Sulawesi (1947) had aangespannen en gewonnen. ‘Daarna namen we de zaken van de kinderen op, die waren ook slachtoffers. Maar daar lopen we tegen harde bewijsproblemen aan. Elk detail wordt in de rechtbank betwist. Het einde lijkt inmiddels dan ook in zicht.’

 

 

 

 

 

 

 

Over de auteur(s)

Anke Hoets

Anke Hoets is bureauredacteur van de Militaire Spectator.