Een verwaarloosd aspect in de historiografie van de Slag in de Javazee (27-28 februari 1942) is de wijze waarop Nederland, tijdens de oorlog en in de eerste jaren daarna, geprobeerd heeft betekenis te geven aan deze zware nederlaag. Dit verhaal van een offensieve strijd, in bondgenootschappelijk verband en onder Nederlandse leiding, vormde voor de Nederlandse regering een uniek en uiterst bruikbaar voorbeeld van agency. ‘Ik val aan, volgt mij’ – de beroemde, nooit in werkelijkheid uitgesproken woorden van eskadercommandant Karel Doorman vormden de kern van dit mythische verhaal. Het foutieve citaat, enkele weken na de slag ontstaan in een interview van een Amerikaanse journalist met Nederlandse overlevenden van de slag, werd aanvankelijk gebruikt ter bemoediging van bezet Nederland en later als appel voor de bevrijding van Nederlands-Indië: ‘Doormans sein geldt ook voor u.’ Toen herstel van de oude gezagsverhoudingen een illusie bleek, verloor het citaat zijn propagandistische betekenis.

 

Drie jaar nadat de Japanse marine een geallieerd eskader onder leiding van schout-bij-nacht Karel Doorman goeddeels had vernietigd in de Javazee, schreef het verzetsblad Strijdend Nederland: ‘Wij kennen een jongen KP er, die zijn revolver den naam Doorman heeft gegeven. In zijn hart leeft brandend het parool: “Ik val aan, volg mij”.’ Het verhaal van de Javazee moet steeds weer gehoord worden, stelde het blad, ‘opdat de geest van Doorman levend worde in het gansche volk’.[1] Het was begin 1945 geen ongebruikelijk geluid. In haar bijdrage aan een recente bundel over de Nederlandse herinnering aan de Tweede Wereldoorlog stelt dr. E. Touwen-Bouwsma dat de strijd in Nederlands-Indië, net als die in Nederland in mei 1940, ‘geen helden voort[bracht]. Daarvoor duurde de strijd te kort en was de nederlaag te groot’.[2] Toch lijkt rond Karel Doorman in de oorlogsjaren wel degelijk iets van een heldencultus te zijn ontstaan, door de Nederlandse regering in Londen gevoed, maar met een duidelijke resonantie in de illegale en later legale pers. Doormans verhaal van vastberadenheid en opofferingsgezindheid vond een perfecte verwoording in het signaal dat hij aan zijn eskader zou hebben gegeven:‘Ik val aan, volgt mij’. Dat de vlootvoogd in werkelijkheid iets veel prozaïscher had laten seinen, bleef tot begin jaren zestig goeddeels buiten beeld. De woorden pasten te goed bij de Nederlandse herinnering aan de slag.

In dit artikel gaat het om de betekenis en functie van Doormans woorden tijdens en kort na de oorlog.[3] Eerst schets ik kort de context van de slag. Vervolgens laat ik zien hoe een louter functioneel sein transformeerde tot iets dat misschien nog het beste een strijdkreet is te noemen. Daarna schets ik hoe deze woorden voor propagandadoeleinden werden ingezet, eerst ter bemoediging van bezet Nederland en daarna als oproep tot navolging.

Een ‘schijnbare nederlaag’

De Slag in de Javazee, die plaatsvond op 27 en 28 februari 1942, was een laatste poging van Nederlandse, Britse, Amerikaanse en Australische marine-eenheden om de Japanse opmars naar Java tot staan te brengen. Vice-admiraal Helfrich, bevelhebber van de geallieerde vloot in de Indische archipel, gaf zijn eskadercommandant Doorman de opdracht de Japanse invasievloot aan te vallen en deze ‘aanvallen voort te zetten tot de vijand vernietigd zou zijn’.[4] Het liep anders af. Tien van de veertien geallieerde schepen werden tijdens de slag en in de dagen erna tot zinken gebracht, terwijl de Japanners nauwelijks verliezen leden. Ruim tweeduizend geallieerde marinemannen, onder wie meer dan duizend Nederlanders, vonden de dood. Het was een nederlaag die voor Nederland niet alleen het einde betekende van zijn vloot als factor van betekenis in de strijd tegen Japan, maar ook het verlies van het grootste deel van zijn wereldrijk: de invasie van Java vond met een dag vertraging alsnog plaats.

 

De Slag in de Javazee sprak veel Nederlanders aan en werd onderwerp van het collectieve bewustzijn, onder meer door schilderijen
Foto NIMH

Het duurde betrekkelijk lang voordat Nederland de Slag in de Javazee als een nederlaag kon – en wilde – zien. Het treffen werd aanvankelijk zelfs als een relatief succes gepresenteerd, omdat de Japanse verliezen veel groter zouden zijn geweest dan de geallieerde. De marine, aldus koningin Wilhelmina in een radiotoespraak enkele dagen na de slag, ‘heeft bij de aanval op een geweldige overmacht, de eer van de vlag op roemvolle wijze hooggehouden en, tezamen met onze bondgenoten, zware verliezen aan de vijand toegebracht.’[5] Hoe zwaar? Op basis van Nederlandse bronnen meldde het Britse weekblad Illustrated London News van 7 maart dat ‘one heavy Japanese cruiser was sunk, another severely damaged and a third, the “Mogami” (8500 tons) set afire. Three Japanese destroyers were left burning or sinking. Eighteen enemy transports and ten smaller ships were sunk or damaged. Only one Allied destroyer was lost and one cruiser damaged’. In de daarop volgende achtervolging van de Japanse vloot, aldus het blad, liepen de twee Nederlandse kruisers Java en De Ruyter in een val van Japanse onderzeeboten. Ze werden getorpedeerd en gingen met hun bemanningen ten onder.[6] Met name de hier gemelde schade aan de Japanse transportvloot – de uitschakeling van achttien transportschepen impliceert dat tienduizenden Japanse militairen niet konden worden ingezet – doet de vraag rijzen hoe de Japanners überhaupt nog tot een succesvolle landing op Java in staat waren.

Nu was deze berichtgeving tot stand gekomen in de nogal verwarde omstandigheden onmiddellijk na afloop van de slag, maar ook veel later nog werden de Japanse verliezen als aanzienlijk voorgesteld. In oktober 1946, meer dan een jaar na de Japanse capitulatie, meldde het maandblad voor de zeestrijdkrachten Onze Vloot dat de Japanse verliezen bij de aanval op Java ‘voor zeker: een vliegkampschip, vier kruisers, een flottieljeleider, zes torpedobootjagers, een onderzeeboot, vele transportschepen en enkele vliegtuigen’ bedroegen. Daarnaast waren ‘[t]ienduizenden zijner soldaten verdronken’. Wanneer Doormans eskader dan, zoals het blad meldde, ‘vijf kruisers en zeven torpedobootjagers’ verloor, lijkt de uitslag, vanuit geallieerd perspectief, niet onbevredigend.[7]

In de Nederlandse beeldvorming bleven de vruchten van de slag niet beperkt tot dit onmiddellijke resultaat. De slag, zo werd met name rond 1945 betoogd, betekende niet minder dan het keerpunt in de oorlog in de Stille Oceaan. Een typerend citaat in dit verband is het volgende: ‘Doorman offerde zijn schepen en leven om het opdringen der Japanners naar Australië te verhinderen. Dit offer van onze mannen stelde den Amerikanen in staat zóveel krachten te verzamelen, dat de tocht van de Japanners naar het Zuiden veranderde in een terugtocht naar het Noorden.’[8] Belangrijker nog dan de uitkomst van de strijd was het heroïsche karakter ervan. Het door Britse vliegtuigen boven Nederland uitgeworpen blad De Wervelwind schetste in april 1942 een ‘ongelijk gevecht’ tegen een ‘verpletterende overmacht’.[9] De leeuwenmoed waarmee tegen ‘de stalen muur der Jappenvloot’ gevochten was,[10] leidde tot een ‘schijnbare nederlaag’,[11] die in feite een morele overwinning betekende: ‘De slag in de Java Zee zal legendarisch voortleven in de annalen der verbonden zeevarende volkeren, die de eer boven het leven stellen.’[12]

 

‘Follow me’: van signaal tot strijdkreet

 

Eén van de factoren die bijdroeg aan de geallieerde nederlaag was de gebrekkige samenwerking binnen het eskader. Het ontbreken van een gezamenlijk seinboek betekende dat de geallieerde vloot slechts de follow-the-leader-tactiek kon toepassen, zoals luitenant-ter-zee 1e klasse A. Kroese, de commandant van de jager Kortenaer, in een terugblik verklaarde.[13] Eigenlijk had Doorman maar één signaal beschikbaar in de communicatie met de rest van zijn eskader, aldus ook F.C. van Oosten in een studie van de slag: ‘It was a tactical signal that had to be sent over by signal lamp and because of the prevalent confusion had to be as short as possible. It was also necessary to send a signal which could be sent and understood without difficulty by Dutch and allied signalmen alike. Thus the signal consisted of two parts: the adress “All ships” and the contents: “Follow me”.’[14] Volgens maritiem historicus Ph.M. Bosscher liet Doorman dit signaal tijdens het gevecht ‘diverse malen’ seinen.[15] Het latere ‘Ik val aan, volgt mij’ was aan één van deze signaalmomenten ontleend.

Die metamorfose van signaal tot strijdkreet vond al na enkele weken plaats. Rond half maart 1942 interviewde de bekende Amerikaanse oorlogscorrespondent George Weller enige overlevenden van de Kortenaer, die een dramatisch maar inspirerend verhaal te vertellen hadden. Hun schip, noteerde Weller, was al in de beginfase van de slag getorpedeerd. De meeste bemanningsleden hadden zich weten te redden en dobberden urenlang rond in aan elkaar gebonden vlotten. Onverwacht kwamen de restanten van de geallieerde vloot in zicht: vier kruisers in lijn, met voorop Doormans vlaggenschip, de De Ruyter. Opnieuw op zoek naar de Japanse vloot passeerden ze rakelings en in volle vaart de bemanning van de Kortenaer.[16] Voor de drenkelingen werd, zoals tevoren was afgesproken, niet gestopt. ‘Their cries for help were answered by shouts from the Dutch cruisers De Ruyter and Java and the British [sic] cruiser Perth, but only some unknown friendly hand aboard the Houston had the quickness of mind to throw them the lifebelt’, aldus Weller in zijn meeslepende verhaal, dat in ieder geval in de New York Post en de Chicago Daily News van 19 maart en de Britse Daily Telegraph van 20 maart verscheen.[17] Het was het lichtbaken op deze reddingsboei dat later die nacht gezien werd vanaf de Britse jager Encounter. Het schip pikte de Nederlanders op en leverde ze in Soerabaja af, van waaruit ze korte tijd later naar Australië konden vertrekken. Ze kwamen daardoor niet in Japanse krijgsgevangenschap terecht, wat voor de overlevenden van de meeste andere schepen in het geallieerde eskader wel gold. Tijdens de oorlogsjaren vormde de bemanning van de Kortenaer dan ook de belangrijkste Nederlandse informatiebron over de slag.

 

Oorlogscorrespondent George Weller (rechts) droeg bij aan de mythevorming door zijn meeslepende verhaal over de lotgevallen van de opvarenden van de Kortenaer
Foto Associated Press

Wellers artikel, tot stand gekomen op basis van eigen nieuwsgaring en niet van officiële communiqués,[18] was het eerste inhoudelijke verhaal over de slag.[19] Weller sprak met meerdere Nederlandse overlevenden – in ieder geval met commandant Kroese en een van zijn officieren, luitenant-ter-zee 2e klasse J.B. Reiche.[20] De Nederlandse marinemannen, noteerde Weller, zijn vol goede moed. Ze branden van verlangen om de strijd opnieuw aan te gaan en hun kameraden te wreken: ‘They pray that America can give them a cruiser, even an old one. Their fleet has gone, their families are prisoners, their houses are the domicile of Japanese. Few have anything but a pair of shorts and a shirt, and a water soaked picture of wife and children. All they want is a chance to fight.’[21] Deze Nederlandse bereidheid opnieuw ten aanval te trekken koppelde Weller nadrukkelijk aan het inspirerende voorbeeld van Doorman, ‘the most offensive-minded man in the entire Dutch navy’, die immers voorop gegaan was in de strijd. Zijn vloot was ernstig verzwakt geweest en op versterkingen viel niet meer te rekenen, legde Weller zijn Britse en Amerikaanse lezers uit: ‘Nevertheless, he gave to his little fleet a signal which he repeated twice before two Dutch cruisers, De Ruyter and aJva [sic], went to their doom: “I am attacking, follow me.”’[22] Dit is de allereerste keer dat Doormans sein, in de legendarisch geworden onjuiste versie, in de bronnen voorkomt. De vermelding van het citaat kreeg in het artikel een eigen kop mee: ‘“Attacking, follow me” order three times”’,[23] wat er op wijst dat de eindredacteur de aantrekkingskracht van Doormans woorden onderkende.

Weller ontleende het citaat dus aan zijn gesprek met de Nederlandse officieren. Het is mogelijk dat hij hun woorden wat vrij interpreteerde, maar het is ook voorstelbaar dat de Nederlanders Doormans sein in het Engels probeerden te vertalen en daarvoor iets meer woorden nodig hadden. Wie duidelijk wil maken in welke omstandigheden Doorman zijn orders gaf, kan tenslotte nauwelijks om de term ‘aanval’ heen.[24] Al snel ging het citaat – half verzinsel, half herinnering – een eigen leven leiden. In het eerder genoemde De Wervelwind van april 1942, ruim een maand na de slag, komen we de Nederlandse vertaling ervan voor het eerst tegen.[25] En weer een maand later gebruikte minister-president Gerbrandy, in een toespraak voor Radio Oranje, het citaat als typering van – en devies voor – de Nederlandse houding tegenover de bezetter. Doormans woorden, aldus de minister-president, waren het parool voor elke goede vaderlander.[26]

 

De matrix van de oerverhalen

 

Met het krantenstuk van Weller ging het verhaal van de slag echt leven. De gebeurtenissen werden gevuld met drama; ze kregen diepte en detail. Een Amerikaanse lichtboei die de Nederlandse drenkelingen een baken van hoop wordt. De onverzettelijkheid van de overlevenden, die niets liever willen dan opnieuw ten strijde trekken. Een schout-bij-nacht die voorop gaat in de strijd en dit met zijn leven moet bekopen. Weller had maar een paar ingrepen nodig om van een verhaal van tragische dapperheid een heldenepos te maken. Essentieel daarbij is dat Weller, zoals we gezien hebben, schreef dat het signaal drie keer gegeven werd; de derde maal tegen het einde van de slag, vlak voor ‘the two Dutch cruisers (…) went to their doom’. De woorden ‘I’m attacking, follow me’ werden daarmee de illustratie van een wanhopige last stand, van het sterven van de garde. Ze werden bovendien Doormans laatste woorden: ‘Shortly before midnight Doorman’s flagship De Ruyter and Java ran into a barrage of torpedoes, probably from destroyers, and sank, apparently with few, if any, survivors.[27]

 

Waar Weller dit dramatische derde signaal nog op impliciete wijze aan het einde van de slag plaatste, ging deze nuance verloren in de Nederlandse verhaalversies die op Wellers verslag gebaseerd waren. Een essentiële tussenstap vormt het artikel in De Wervelwind. Elementen hieruit komen we, in soms uiterst bevlogen proza, in verschillende illegale bladen tegen: ‘“Ik val aan, volg mij” was het sein dat van schip tot schip vloog; zij vielen aan zonder aarzelen den veel sterkeren tegenstander en zij vuurden nog toen hun schepen al brandend wegzonken.’[28] En: ‘Dan klinkt boven de geheele vloot het bevel van den Admiraal, zijn laatste, dat altijd zal blijven: “IK VAL AAN, VOLG MIJ!” En als een brandende lawine schiet de vloot op de Jappen af, vurend uit alle kanonnen… Maar in de nacht loeren de duikboten, onverhoeds vallen zij aan, torpedo’s glijden sissend door het water… en het eskader is ten ondergang gedoemd[29] Hier is het verhaal van de slag een mythisch verhaal geworden. Twee maal maar liefst zijn de aanvallen van Doorman en de zijnen vastgelopen op de Japanse muur van staal. Maar Doorman geeft niet op. Hij verzamelt zijn laatste schepen om zich heen, geeft zonder aarzeling zijn finale order: ‘Ik val aan, volgt mij’, en vaart dan, wapenbroeders in zijn kielzog, uit alle kanonnen schietend de vijand tegemoet. In een zwerm van sissende torpedo’s – het wapen der lafaards, afgeschoten vanaf in hinderlaag liggende onderzeeërs – sterven Doorman en zijn mannen de heldendood. Het is in deze samenvatting niet alleen een verhaal dat tot de verbeelding spreekt, maar ook een verhaal dat aan de verbeelding lijkt ontleend. Doormans strijd wordt hier in de matrix van de oerverhalen gegoten. Het is een verhaal van ridders, strijdend ‘op de drempel van de bedreigde veste’.[30]

 

Einde en nieuw begin

 

“Attacking, follow me” order three times”’, luidde zoals gezegd één van de koppen boven Wellers artikel. Waarom werd dit getal drie zo benadrukt? Het getal drie, zoals dit door Weller en in de op zijn artikel gebaseerde verhaalversies werd gebruikt,[31] kan staan voor een cumulatieve reeks, waarbij de ‘third task (…) the most difficult, the third battle the worst’ is, zegt V. Propp in zijn klassieke studie over volksverhalen.[32] Drie is ‘the final trigger for something important to happen’, aldus C. Booker in The Seven Basic Plots, een uitdagende visie op de rol van verhalen in het menselijk leven.[33] De mythische derde en laatste aanval in de Javazee is dan te beschouwen als de zware proef die de prelude vormt ‘to that reversal which leads to the overthrow of darkness and the liberation of light’.[34]

 

Minister van Marine Furstner (staand) gebruikte het citaat van Doorman om Nederlandse jongeren op te roepen, zodra dat mogelijk zou zijn, openlijk te strijden voor het vaderland
Foto NIMH

Het beeld van de duisternis die, na de slag in de Javazee, plaatsmaakt voor het licht, komen we in diverse bronnen tegen. Het eerder geciteerde verzetsblad Strijdend Nederland vertelde zijn lezers in een herdenkingsartikel, drie jaar na de slag, dat er ‘reeds in het donkerste uur de teekenen [waren] voor ieder, die het maar zien wilde, van een keer, die eenmaal komen zou van de duisternis van geweld en onderdrukking naar het licht van vrijheid en herrijzing. Want in het donker lichten reeds de vonken van een stalen roepingsbesef als stille beloften’.[35] Iets dergelijks had, bij de herdenking van de slag een jaar eerder, minister van Marine J.Th. Furstner voor Radio Oranje gezegd: ‘Het groote licht van het einddoel komt in zicht. Wie het licht op de bergtop ziet, wordt het ook licht in het dal.’[36] Ook Weller zelf liet op zijn cumulatieve drie een visioen volgen, waarin de door een Amerikaans lichtbaken geredde Nederlanders met een Amerikaans schip opnieuw het gevecht aangaan. De slag wordt zo gepresenteerd als de opmaat voor een nieuwe kans: geef de moegestreden held een wapenrusting en hij zal opnieuw ten strijde trekken.

We hoeven ons overigens niet te fixeren op dit gebruik van het getal drie om te zien dat de slag in de Javazee in de bronnen uit die jaren als een eindpunt wordt gezien; een eindpunt dat leidt tot een nieuw begin. Met de verovering van Java, die na de zeeslag betrekkelijk ongehinderd doorgang kon vinden, kwam de Japanse opmars naar het zuiden min of meer tot stilstand. Het belangrijkste strategische doel van Japan – toegang tot de olie en rubber die voor de toekomst van het land van levensbelang waren – was bereikt. De Japanse verovering van Java kan achteraf dan ook, vanuit geallieerd perspectief, als het dieptepunt van de strijd tegen Japan worden beschouwd. Daarna kwam het initiatief betrekkelijk snel bij de Amerikanen te liggen. De eerste beperkte Japanse nederlaag, bij de Slag in de Koraalzee, volgde nauwelijks twee maanden na de Slag in de Javazee. Weer een maand later versloeg de Amerikaanse vloot de Japanners bij Midway. Op het einde in de Javazee volgde dus een nieuw begin: al twee maanden na de slag waren er lichtpuntjes te zien. Vrij snel daarna kon de slag in de Javazee de boeken in als het eindpunt van de Japanse opmars naar het zuiden. Van deze waarneming was het maar een kleine stap naar de gedachte dat de Japanse opmars in de Javazee tot staan was gebracht; iets wat in Nederlandse kring dan ook graag werd beweerd.[37]

 

‘Ja Doorman, wij volgen’

 

Tot in 1944 lijkt het verhaal van de slag vooral gebruikt te zijn om de Nederlandse bevolking te bemoedigen, waarbij de nadruk lag op het eerste deel van Doormans woorden: ‘Ik val aan.’ In een oorlog waarop Nederland in militaire zin niet echt zijn stempel wist te drukken, was dit verhaal van een offensieve strijd, in bondgenootschappelijk verband en onder Nederlandse leiding, een uniek en uiterst bruikbaar voorbeeld van agency. Toen het vooruitzicht van de bevrijding van Nederland concreter werd, verschoof het accent van bewondering voor Doormans moed naar de noodzaak om diens goede voorbeeld te volgen. De nadruk kwam te liggen op het tweede deel van het signaal, namelijk: ‘Volgt mij.’ Niemand kan de woorden van onze schout-bij-nacht vergeten, schreef bijvoorbeeld het illegale blad Overzicht der Nieuwsberichten in april 1944: ‘En duizenden volgden hem. Aan hen allen hebben wij grote verplichtingen. Zij zullen niét beschaamd worden.’[38] In het eveneens clandestien verspreide The London News werd enkele dagen later vrijwel hetzelfde gezegd: ‘Duizenden volgden. De verplichtingen die wij hebben jegens hen, die zich reeds offerden, zullen niet worden beschaamd.’[39] Beide bladen echoden hiermee de woorden van minister van Marine Furstner, in een toespraak voor Radio Oranje op 27 februari 1944: ‘Niemand vergeet het laatste bevel van kap. Doorman: Ik val aan; volg mij. Zij volgden.’[40] En volgen – dat moest nu ook de jeugd van Nederland doen, stelde de minister: ‘Zoolang Hitler nog bij ons de lakens uitdeelt, kunt gij, jongeren, alleen nog maar in het geheim strijden. Maar dit gaat voorbij, vermoedelijk spoedig en dan komt uw tijd.’ Nederlands-Indië, het landsdeel waarvoor Doorman en de zijnen zich hadden opgeofferd, diende bevrijd; een taak waarvoor ‘de volledige kracht van het Nederlandsche volk gemobiliseerd moet worden’, aldus Furstner.[41] Het Aanmeldingsbureau voor Oorlogsvrijwilligers in Heerlen maakte een half jaar later dezelfde koppeling tussen Doorman en de ‘flinke, sterke, jonge kerels’ die zijn karwei moesten afmaken. Het sein waarmee de schout-bij-nacht de vijand tegemoet ging, aldus een advertentie in het Limburgsch Dagblad, ‘geldt ook voor u’.[42] Dezelfde formulering werd gebruikt op een nog in Londen gedrukte rood-wit-blauwe propagandaposter van de Regeerings Voorlichtingsdienst, waarop een vastberaden vlootvoogd uittorent boven een scène uit de slag.[43]

 

Een poster van de Regeerings Voorlichtingsdienst uit 1945: de Slag in de Javazee werd gezien als het keerpunt in de strijd in de Stille Oceaan
www.geheugenvannederland.nl

In de zomer van 1945 kon het Friesch Dagblad enthousiast melden dat het ‘gevleugelde woord van kapt. Doorman (…) duizenden jonge, rappe gasten uit het hart gegrepen’ was. Zij popelden, aldus de krant, om de Japanners uit de ‘gordel van smaragd’ te verjagen.[44] Dat vele ‘Nederlanders popelen’ – opnieuw wekt de woordkeus de indruk van een gerichte actie – om naar de Oost te vertrekken, viel in diezelfde week ook het Leidse De Mare op. Het woord van Doorman, aldus het blad, ‘heeft hen gewekt tot de daad’. Doorman is niet meer, zijn ‘geest leeft echter voort, zijn moed sterkt onze moed, zijn voorbeeld wijst ons de weg. Ditmaal zal het de Jap zijn, die ten onder gaat; – en voorgoed. Ja, Doorman, wij volgen.’[45]

Dit strijdvaardige optimisme bleek beperkt houdbaar. Niet die duizenden enthousiaste Nederlandse jongeren verjoegen de Japanners uit Indië – dat deden de atoombommen die begin augustus 1945 op Hiroshima en Nagasaki vielen. Ver voordat de Nederlanders fysiek in staat waren de oude gezagsverhoudingen te herstellen, hadden de nationalisten de Republiek Indonesië uitgeroepen en liep Nederland achter de feiten aan. Het was een achterstand die het land, ondanks de latere inzet van bijna honderdduizend militairen, niet meer goed wist te maken.

Daarmee kwam ook het verhaal van de slag in de Javazee in een ander licht te staan. Dat de slag een bevredigend resultaat had opgeleverd, viel eind jaren veertig niet langer te verdedigen. Dat de jeugd van Nederland Doormans strijd alsnog in een overwinning zou kunnen doen verkeren, ook niet. ‘Ik val aan, volgt mij’ verloor dus zijn propagandistische waarde.[46] De tijdens de slag betoonde heldhaftigheid en opofferingsgezindheid werden nu het verhaal, niet wat deze hadden opgeleverd. Opvallend daarbij is de verschuiving van de zelfbewuste constatering ‘Hun offer is niet vergeefs geweest’ naar een bede: ‘Hun offer zal niet vergeefs zijn geweest’.[47] En zo sloot de slag, met enige vertraging, aan bij een verwoording van betekenis die in het naoorlogse Nederland heel gebruikelijk was. Aan het sterven van de strijders werd een opdracht voor de overlevenden verbonden, schrijft R. van Ginkel in zijn recente boek over herdenkingscultuur in Nederland. Tussen de zekerheid van het ‘niet tevergeefs’ en de wens van de gebruikte tijdsvorm bleef een ruimte bestaan ‘die maakte dat voortdurend op een morele boodschap voor heden en toekomst werd gehamerd’.[48] De zin van de slag lag daarmee niet langer in een gerealiseerd heden, maar – onvoltooid – in een mogelijke toekomst. De navolging van Doorman droeg nu vooral een geestelijk karakter.

 

* De auteur (Franeker, 1968) is journalist en tekstschrijver. In de zomer van 2013 studeerde hij cum laude af als historicus aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn masterscriptie had als onderwerp de vroege beeldvorming van de slag in de Javazee. Voor meer informatie zie www.marktenmissie.nl.

[1] ‘“Ik val aan, volg mij…!”’, Strijdend Nederland, 3 maart 1945.

[2] E. Touwen-Bouwsma, ‘Het Bronbeekpark’ in: Madelon de Keizer en Marije Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam, Bert Bakker, 2010) 108.

[3] Dit artikel is een bewerking van een deel van mijn masterscriptie over vroege beeldvorming van de slag in de Javazee. Zie: C. Dullemond, ‘“Ik val aan, volgt mij”. Verhalen van een nederlaag’, Rijksuniversiteit Groningen (2013). De tekst is als pdf te raadplegen op www.marktenmissie.nl/schrijven.html.

[4] K.W.L. Bezemer, Zij vochten op de zeven zeeën (Utrecht, De Haan, 1954) 333.

[5] www.go2war2.nl ‘Proclamaties Koningin Wilhelmina’ en L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 9. Londen. Eerste helft (Den Haag, Staatsuitgeverij, 1979) 320.

[6] ‘Jap warships and transports battered – The Dutch lose two cruisers’, Illustrated London News, 7 maart 1942, 290.

[7] ‘Drie zeeslagen om Java I. De heldhaftige strijd van onze kruisers volgens de nieuwste gegevens omtrent den Java-zeeslag’, Onze Vloot, oktober 1946, 195.

[8] ‘Het Spookschip’, Telex, 19 januari 1945. Voor meer voorbeelden: Dullemond, ‘‘Ik val aan, volgt mij’’, 25, 33, 40.

[9] ‘De slag in de Java Zee’, De Wervelwind, april 1942, 8.

[10] Ibidem.

[11] Ibidem, 6.

[12] Ibidem.

[13] Ph.M. Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2: Indië tot en met 8 maart 1942 (Franeker, Wever, 1986) 296.

[14] F.C. van Oosten, The Battle of the Java Sea (Londen, Ian Allan, 1976) 52.

[15] Bosscher, 281, noot 266 en 284, noot 302.

[16] Dit dramatische moment wordt ook in het bekende schilderij van Jan Hoowij, ‘Kruiser Hr.Ms. De Ruyter (1938-1942) passeert drenkelingen van torpedobootjager Hr.Ms. Kortenaer (1928-1942) tijdens de slag in de Javazee’, belicht.

[17] Hier wordt de verhaalversie uit de Daily Telegraph van 20 maart 1942 gevolgd. Een op details afwijkende versie van het verhaal is te vinden in Anthony Weller (red.), Weller’s War (New York, Crown, 2009) 320-327.

[18] Dit werd ook als zodanig erkend in de pers. De Illustrated London News van 28 maart schreef: ‘A dramatic description of the naval battle of the Java Sea, (…) appeared in the Daily Telegraph of March 20. It considerably amplifies the Admiralty communiqué of March 15’, 382.  

[19] ‘First Full Story of Java Sea Battle’, kondigde de Daily Telegraph (20 maart 1942) aan. De bovenkop van het artikel zoals het in de New York Post (19 maart 1942) over de volledige breedte van de voorpagina stond, luidde: ‘Exclusive Eyewitness Story’. De inleiding op het artikel zelf begon met de mededeling: ‘Here is the First eyewitness, blow-by-blow account of the Battle of the Java Sea.’

[20] Weller noemt hem ‘Benjamin Reiche’. Zijn echte naam is Johan Bernard Reiche.

[21] Daily Telegraph, 20 maart 1942.

[22] Ibidem.

[23] Ibidem.

[24] Nadat L. de Jong in 1962 in de televisieserie ‘De Bezetting’ voor het eerst aan een miljoenenpubliek bekendgemaakt had dat Doormans signaal in deze vorm nooit was uitgegaan, voegde hij hier droog aan toe: ‘Dat “ik val aan” was ook volmaakt overbodig, want Doorman deed niet anders dan zoeken naar mogelijkheden om aan te vallen.’ L. de Jong, De Bezetting. Een weergave in boekvorm van de uitzendingen der Nederlandse Televisie-Stichting over Nederland in de Tweede Wereldoorlog 2 (Amsterdam, Querido, 1962) 201. Overigens was in kleine kring al veel langer bekend dat het citaat onjuist was. Zie: Dullemond, ‘‘Ik val aan, volgt mij’’, 20-22.

[25] ‘De slag in de Javazee’, De Wervelwind (april 1942) 7-8.

[26] ‘“Attack” Is Netherland Slogan’, The New York Times, 11 mei 1942.

[27] Daily Telegraph, 20 maart 1942.

[28] ‘Ik val aan, volg mij’, Strijdend Nederland, 3 maart 1945.

[29] ‘De grote slag’, Steenbergsche Bus-courant, 15 juli 1944.

[30] Het citaat is ontleend aan: Piet Bakker, De slag (herdruk als ‘grote pocket’; Amsterdam en Brussel, Elsevier, 1964) 241.

[31] Ook in het verhaal in De Wervelwind (april 1942) wordt benadrukt dat Doorman twee maal zijn aanvalssignaal herhaalde – dus drie keer gaf. ‘Weer kwam Doormans onverschrokken signaal: “Ik val aan; volg mij”’. En: ‘De onvermoeibare Doorman seint voor de laatste maal: “Ik val aan! Volg mij!”’. De toevoeging van uitroeptekens in het laatste citaat wijst op een cumulatieve reeks.

[32] V. Propp, Morphology of the Folktale (tweede, herziene editie; Austin, University of Texas Press, 1968) 74.

[33] C. Booker, The Seven Basic Plots. Why We Tell Stories (Londen en New York, Continuum, 2004) 231.

[34] Ibidem, 234.

[35] ‘“Ik val aan, volg mij…”’, Strijdend Nederland, 3 maart 1945.

[36] ‘Rede Adm. J.Th. Furstner’, The London News, 6 maart 1944.

[37] Dullemond, ‘‘Ik val aan, volgt mij’’, 33 e.v.

[38] ‘De wederopbouw der Nederlandsche Strijdkrachten’, Overzicht der Nieuwsberichten, 21 april 1944.

[39] The London News, 26 april 1944, 326. 

[40] ‘Rede Adm. J.Th. Furstner’, The London News, 6 maart 1944, 264.

[41] Ibidem.

[42] Limburgsch Dagblad, 23 december 1944.

[43] Opvallend genoeg lijkt de afgebeelde eskadercommandant meer op vice-admiraal Helfrich dan op Doorman.

[44] ‘De werftrom wordt geroerd’, Friesch Dagblad, 6 juni 1945.

[45] ‘Indonesië: een nieuwe belangstelling’, De Mare, 7 juni 1945.

[46] Een zoekopdracht voor de uitdrukkingen ‘Ik val aan, volg mij’ en ‘Ik val aan, volgt mij’ in het digitale krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek levert 23 hits voor 1944 op, 37 hits voor 1945 en voor 1946 en 1947 respectievelijk twaalf en elf. Daarna komt de uitdrukking vooral in herdenkingsartikelen voor.

[47] Dullemond, ‘‘Ik val aan, volgt mij’’, 47.

[48] R. van Ginkel, Rondom de stilte. Herdenkingscultuur in Nederland (Amsterdam, Bert Bakker, 2011) 250. Hij noemt als voorbeeld onder meer de gedenksteen bij Kamp Amersfoort uit 1954: ‘Hun offer zij het nageslacht een lichtend voorbeeld.’

 

Over de auteur(s)

C. Dullemond MA

Caspar Dullemond is journalist en tekstschrijver.