Het is deze maand precies een jaar geleden dat luitenant-generaal b.d. Harold Moore overleed. Wellicht is Hal Moore minder bekend in Nederland, maar in Amerika gold hij als een icoon voor goed leiderschap. In 1965 raakte Moore met zijn 1st Battalion, 7th Cavalry Regiment, 1st Cavalry Division (Airmobile), geheel omsingeld in de vallei van Ia Drang. De Amerikaanse legerleiding in Vietnam had een verkeerde beoordeling gemaakt van de vijand. Moore wist het hoofd koel te houden, en zijn eerdere gevechtservaring als commandant van een mortiereenheid in de Koreaoorlog kwam nu goed van pas. Broken arrow, het codewoord voor massale inzet van de Amerikaanse artillerie en luchtsteun ter ondersteuning van troepen in nood, gaf de doorslag. Na een verbeten strijd van bijna drie dagen konden de helikopters het bataljon van Moore in veiligheid brengen. Het bataljon betreurde 79 doden en 121 gewonden, de Noord-Vietnamese verliezen lagen veel hoger: 834 doden en meer dan 1100 gewonden.[1]

In 1992 schreef Moore samen met de journalist Joseph Galloway, die destijds als correspondent in Ia Drang was, het boek We Were Soldiers Once… and Young, dat in 2002 werd verfilmd met acteur Mel Gibson in de hoofdrol. Het boek en de film laten de rauwe werkelijkheid van gevechtsoperaties zien, waarbij het op goed leiderschap aankomt. Moore zei daarover: ‘A commander in battle has three means of influencing the action: his personal presence on the battlefield, the use of his reserve, and … fire support!’[2] De stafscholen van het Amerikaanse leger hebben deze uitspraak overgenomen en onderwijzen het nu al jarenlang.

Dit categorische vertrouwen in de vuursteun is uitgangspunt voor deze uitgave van de Militaire Spectator. Het besteedt aandacht aan het Korps Rijdende Artillerie, dat deze maand 225 jaar bestaat en daarmee een van de oudste regimenten van de Koninklijke Landmacht is. Zo’n mijlpaal is een felicitatie en een themanummer waard. In dit nummer komen naast de geschiedenis van het Korps Rijdende Artillerie ook onderwerpen aan bod die verwant zijn aan het optreden van de artillerie, zoals het belang van de diepe operatie op brigadeniveau en de toekomst van de grondgebonden vuursteun. Deze onderwerpen zijn momenteel erg relevant gezien de ring van instabiliteit die de laatste jaren rondom het NAVO-grondgebied is ontstaan, met grote stromen vluchtelingen, de wankele situatie in het Midden-Oosten en Rusland dat zich steeds meer doet gelden aan de oostgrens van het Atlantisch bondgenootschap.

De jaarlijkse Russische strategische oefening was afgelopen najaar even schrikken voor de NAVO. De oefening, ZAPAD 2017, die Rusland samen met Wit-Rusland uitvoerde op geringe afstand van de Baltische staten, was duidelijk gericht tegen het bondgenootschap. Hoewel de afkorting NAVO niet expliciet in het scenario naar voren kwam, was er sprake van een Westelijke Alliantie, die zogenaamd een deel van Wit-Rusland bezet hield. Het scenario van ZAPAD 2017 voorzag er in dat de Russische/Wit-Russische strijdmacht eerst het verloren gegane gebied zou heroveren, om vervolgens de tegenstander met een groot grondoffensief op eigen grondgebied definitief te verslaan.[3] In aanloop naar de oefening zei de Duitse minister van Defensie Ursula von der Leyen dat er mogelijk 100.000 militairen aan mee zouden doen.[4] Dat bleek uiteindelijk mee te vallen. Toch was de deelname van 13.000 Russische en Wit-Russische militairen en een offensiefgericht scenario een krachtig signaal richting de NAVO. De boodschap kwam hard aan, vooral omdat veel NAVO-lidstaten inmiddels hebben geconstateerd dat ze onvoldoende antwoord hebben op een dergelijk offensief optreden.[5]  Dit gold ook voor Nederland. Het rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) van afgelopen november hield een duidelijke waarschuwing in: Nederland, zorg dat je je NAVO-verplichtingen nakomt.  Vooral de slagkracht van de krijgsmacht, waaronder de grondgebonden vuursteun van Koninklijke Landmacht, dient te verbeteren om geloofwaardige afschrikking – de basis van de NAVO – te garanderen.[6]

In het afgelopen decembernummer van de Militaire Spectator stonden de lessons learned  van de oefening Bison Drawsko 2017, een oefening gericht op het uitvoeren van gevechtsoperaties. Er zijn bij de landmacht ingrijpende aanpassingen noodzakelijk om op een geloofwaardige manier het gevecht der verbonden wapens te voeren. Eén van de grote manco’s was dat de vuursteun van de gemechaniseerde brigade onvoldoende is. Deze tekortkoming vereist een uitbreiding van het aantal pantserhouwitsers en doelopsporingscapaciteit, om onder meer effectieve grondwapensysteembestrijding mogelijk te maken.[7]

Maar er is wellicht meer. Wie verder over de toekomst van de artillerie nadenkt, kan zich afvragen of de artillerie zich alleen maar op lethale effecten moet blijven toeleggen. Artilleristen zijn, met hun wijze van doelbestrijding, van oudsher gewend te denken in effecten. Dat maakt hen ook geschikt voor het plannen en aansturen van operaties in het informatiedomein, dat sterk in opkomst is.     

Terug naar de werkelijkheid in Den Haag. In februari 2017 stuurde de minister van Defensie de nota Houvast in een onzekere wereld naar de Tweede Kamer. De minister onderkende in de nota zowel het portee van cyber operations als het toenemende belang van Special Operations Forces, veiligheid op zee en de onophoudelijke inzet van jachtvliegtuigen. Over het landdomein merkte de minister op dat ‘de slagkracht’ een belangrijk aandachtspunt is, waarbij het vooral gaat om ‘vuurkracht, genetwerkt en informatie-gestuurd optreden’.[8] De minister gaf hiermee in mooi beleidsjargon aan dat de landmacht momenteel over onvoldoende artillerie beschikt. Deze constatering is in lijn met de bevindingen van de oefening Bison Drawsko, die begin 2017 plaatsvond.

Dat was allemaal een jaar geleden. Er liggen inmiddels genoeg plannen om de artillerie een boost te geven, zoals in dit themanummer te lezen is. Het nieuwe blad Sterker! van het ministerie van Defensie geeft aan dat de krijgsmacht de komende jaren binnen de gevechtsondersteuning, waaronder de artillerie, maatregelen gaat nemen, omdat dit deel van de organisatie met ‘aanzienlijke beperkingen’ kampt.[9] De krijgsmacht moet wel oppassen dat het niet alleen bij plannen blijft. Ze moet nu doorpakken, want nog steeds geldt de uitspraak van luitenant-kolonel Alan F. Brooke (Royal Horse Artillery), tijdens de Tweede Wereldoorlog Field Marshal Sir Alan Brooke, Chief of the Imperial General Staff: ‘In peace the cry is for mobility, in war for weight of shell!’[10]

 

[1] H.G. Moore en J.L. Galloway, We Were Soldiers Once… and Young. La Drang – The Battle that Changed the War in Vietnam (New York, Random House, 1992).

[2] M. Guardia, Hal Moore (Havertown, Casemate Publishers, 2013).

[3] E. Ferris, ‘The True Purpose of Russia’s Zapad Military Exercise. Why Moscow Wanted to Send a Message to Minsk’, in: Foreign Affairs, 4 oktober 2017. Zie: https://www.foreignaffairs.com/articles/russia-fsu/2017-10-04/true-purpose-russias-zapad-military-exercises.

[4] R. Emmott, ‘Germany Disputes Size of Russian Wargames, Predicts 100,00 Troops’, Reuters, zie: https://www.reuters.com/article/us-russia-nato-wargames/germany-disputes-size-of-russian-wargames-predicts-100000-troops-idUSKCN1BI19G.

[5] I. Tharoor, ‘What You Need to Know about Russia’s Huge Exercise’, in: Washington Post, 14 september 2017.

[6] Adviesraad Internationale Vraagstukken, De Toekomst van de NAVO en de Veiligheid van Europa. Advies 106 (Den Haag, 10 november 2017). Zie: https://aiv-advies.nl/9h8.

[7] O.P. van Wiggen en R.J. Aarten, ‘Oefening Bison Drawsko 2017. Een essentiële nulmeting voor de landmacht’, in: Militaire Spectator, 186 (2017) (12) 596.

[8] Houvast in een onzekere wereld. Lijnen van ontwikkeling in het meerjarig perspectief voor een duurzaam gerede en snel inzetbare krijgsmacht. Bijlage bij Kamerstuk nr 33763-126, betreffende Brief van de Minister van Defensie, nr. BS 20170005432 (14 februari 2017).

[9] Ministerie van Defensie, ‘Werk maken van operationele ondersteuning’, in: Sterker!, (2018) (1) 9.

[10] A.F Brooke, ‘The Evolution of Artillery in the Great War’ (Part II), in: Journal of the Royal Artillery, Nr.1, (1925) 359-372.

Over de auteur(s)